21. Activeer een endotherapeutisch instrument (met name laser of elektrochirurgische
apparatuur) in de endoscoop pas als het distale uiteinde van het instrument te zien is
op het beeld van het beeldscherm, omdat dit letsel bij de patiënt of schade aan de
endoscoop kan veroorzaken.
22. De endoscoop en actieve endotherapeutische instrumenten, zoals HF- en laserin-
strumenten, mogen niet worden gebruikt wanneer er licht ontvlambare gassen, zoals
anesthesieaërosolen, aanwezig zijn in de luchtwegen van de patiënt. Hierdoor zou de
patiënt letsel kunnen oplopen.
23. Het distale uiteinde van de endoscoop kan door opwarming van de led-lichtbron warm
worden. Vermijd langdurig contact tussen de distale tip en het slijmvlies, omdat dit
letsel aan het slijmvlies kan veroorzaken.
24. Wanneer u de endoscoop inbrengt of terughaalt, moet de distale tip zich in een niet-
gebogen stand bevinden. Bedien de bedieningshendel niet, omdat hierdoor letsel bij
de patiënt en/of schade aan de endoscoop kan ontstaan.
25. Voer altijd een visuele controle uit aan de hand van de instructies in deze gebruiksaanwijzing
voordat u de endoscoop in een afvalcontainer plaatst om het risico op complicaties na
de ingreep tot een minimum te beperken.
26. De gebruiker moet professioneel beoordelen of een bronchoscopieprocedure geschikt
is voor patiënten met een ernstige hartaandoening (bv. levensbedreigende aritmie en
recent myocardinfarct) of acuut ademhalingsfalen met hypercapnie.Ongecorrigeerde
coagulopathie is relevant als een transbronchiale biopsie is gepland. Ernstige complicaties
komen vaker voor in de genoemde patiëntcategorieën.
27. Het gebruik van endotherapeutische instrumenten, waaronder de Argon Plasma
Coagulation (APC)-sonde en de nd-YAG laser, kan in zeldzame gevallen gasembolie
veroorzaken. Bewaak de patiënt op de juiste wijze tijdens en na de behandeling.
28. Patiëntlekkagestromingen zijn mogelijk bijkomend tijdens het gebruik van actieve
endotherapeutische instrumenten. Actieve endotherapeutische instrumenten moeten
worden geclassificeerd als 'type CF' of 'type BF' volgens IEC 60601. Het niet opvolgen
van deze instructie kan leiden tot een te hoge lekstroom en letsel bij de patiënt.
29. Endotherapeutische instrumenten moeten altijd worden gebruikt volgens de
gebruiksaanwijzing van de betreffende fabrikant. Gebruikers moeten altijd vertrouwd
zijn met de veiligheidsmaatregelen en -richtlijnen voor het juiste gebruik van
endotherapeutische instrumenten, waaronder het gebruik van adequate persoonlijke
beschermingsmiddelen, zoals het dragen van een geschikte filterende beschermbril
wanneer u met laserapparatuur in combinatie met de endoscoop werkt. Het niet
opvolgen van deze instructie kan resulteren in letsel bij de patiënt of gebruiker.
30. Gebruik de endoscoop en het beeldscherm altijd volgens de gebruiksaanwijzing van
elk product. Het niet opvolgen van deze instructie kan resulteren in letsel bij de patiënt
of gebruiker.
VOORZORGSMAATREGELEN
1. Zorg dat er een geschikt back-upsysteem beschikbaar is dat meteen kan worden
gebruikt, zodat de ingreep kan worden voortgezet als er een storing optreedt.
2. Zorg ervoor dat u de endoscoop niet beschadigt in combinatie met scherpe
endotherapeutische instrumenten zoals naalden.
3. Wees voorzichtig bij het hanteren van de distale tip en zorg dat deze geen andere
voorwerpen raakt, omdat hierdoor schade aan de endoscoop kan ontstaan. Het
lensoppervlak van de distale tip is kwetsbaar; er kan beeldvervorming optreden.
4. Oefen geen overmatige druk op het buigstuk uit, omdat hierdoor schade aan de
endoscoop kan ontstaan. Voorbeelden van onjuiste hantering van het buigstuk zijn:
– Handmatig draaien.
– Gebruik in een ET-buis of in elk ander geval waar weerstand wordt gevoeld.
– Inbrengen in een voorgevormde buis of een tracheostomiebuis waarbij de buigrichting
niet is uitgelijnd met de curve van de buis.
154