Besturing en setpoint-
3
opdracht
3
De applicatieregelaar MOVIDRIVE
verdere instellingen direct over het veldbussysteem geparametreerd worden.
Voor de besturing van de applicatieregelaar over de veldbus moet deze vooraf omgeschakeld
worden naar de relevante stuurbron en setpoint-bron. Het onderscheid tussen stuurbron en
setpoint-bron biedt uiteenlopende combinaties, zodat de aandrijving bijvoorbeeld via de veldbus
bestuurd wordt en als setpoint de analoge waarde gebruikt wordt. Aansluitend wordt met de
parameters voor de beschrijving van de procesuitgangsdata vastgelegd, hoe de applicatieregelaar
de ontvangen procesdata moet interpreteren.
Met de parameter P100 setpoint source wordt vastgelegd via welke interface het setpoint door de
applicatieregelaar verwerkt wordt.
100 Setpoint source
Met de parameter P101 control source wordt vastgelegd, hoe de besturing van de
applicatieregelaar moet plaatsvinden. De regelaar verwacht het stuurwoord van de hier ingestelde
stuurbron.
101 Control source
Instelling: TERMINALS
Met deze instelling wordt de applicatieregelaar alleen via de binaire ingangen en eventueel met het
IPOS
Instelling: RS-485, FIELDBUS, SBus
Met deze instelling wordt het in het procesuitgangsdatakanaal gedefinieerde stuurwoord door de
ingestelde stuurbron (RS-485/FIELDBUS/Systeembus) geactualiseerd.
De binaire ingangen en het IPOS
besturing.
8
Besturing en setpoint-opdracht
plus
-programma aangestuurd.
®
kan na het inschakelen van de voedingsspanning zonder
RS485
FIELDBUS
SBus
...
TERMINALS
RS485
FIELDBUS
SBus
plus
-besturingsprogramma maken nog steeds deel uit van de
®
MOVIDRIVE
Veldbus-protocol