Frequentieomvormers en motoren
3.4 Werking
3.4.1 Regeling motortoerental
De uitgangsfrequentie van de FC, en daarmee het motortoerental, wordt geregeld door
een of meer signalen (0-10 V; 4-20 mA of spanningspulsen) als toerentalreferentie. Als de
toerentalreferentie toeneemt, neemt het motortoerental toe en verschuift het verticale deel
van de motorkoppelkarakteristiek naar rechts (Fig. 3.4 "Relatie tussen referentiesignaal en
motorkoppel").
Ref.-signaal
Fig. 3.4
Relatie tussen referentiesignaal en motorkoppel
Als het belastingskoppel lager is dan het motorkoppel, zal het toerental de vereiste waarde
bereiken. Zoals te zien is in Fig. 3.5 "Relatie tussen stroomgrens en overstroomgrens",
snijdt de belastingskoppelcurve de motorkoppelcurve in het verticale deel (bij punt A).
Als het snijpunt zich in het horizontale deel bevindt (bij punt B), kan het motortoerental de
bijbehorende waarde niet continu overschrijden. De FC staat kortstondige overschrijding
van de stroomgrens toe zonder uit te schakelen (bij punt C), maar de duur van de
overschrijding moet worden beperkt.
Fig. 3.5
Relatie tussen stroomgrens en overstroomgrens
t
87