Frequentieomvormers
1,00
0,866
0,50
0
-0,50
-0,866
-1,00
Fig. 2.14
PWM uitgangsspanning
Lage statorfrequenties leiden tot langere perioden. De periode kan zodanig worden
verlengd dat het niet meer mogelijk is om de frequentie van de driehoekige signaalvorm
te handhaven.
Hierdoor wordt de spanningsvrije periode te lang en gaat de motor onregelmatig
lopen. Om dit te voorkomen, kan de frequentie van de driehoekige signaalvorm worden
verdubbeld bij lage frequenties.
De lage schakelfrequentie leidt tot verhoging van de akoestische motorruis. Om
de geproduceerde hoeveelheid ruis te beperken, kan de schakelfrequentie worden
verhoogd. Dankzij de ontwikkelingen op het gebied van halfgeleidertechnologie is het
nu mogelijk om een bijna sinusvormige uitgangsspanning te moduleren en een bijna
sinusvormige stroom te genereren. Een PWM-FC die uitsluitend werkt met sinusvormige
referentiemodulatie, kan tot 86,6% van de nominale spanning leveren (zie Fig. 2.14 "PWM
uitgangsspanning").
De fasespanning op de uitgangsklemmen van de FC komt overeen met de halve
tussenkringspanning gedeeld door √2, en is dus gelijk aan de halve spanning van het
voedingsnet. De lijnspanning van de uitgangsklemmen komt overeen met √3 maal de
fasespanning, oftewel 0,866 maal de spanning van het voedingsnet.
U-V
0
60
120
Schakelpatroon van fase U
Fasespanning (0-punt
Gecombineerde spanning naar motor
U-W
W-U
180
240
300
≠
halve tussenkringspanning)
57
360