Interfaces
Principe
Tabel 5.1 3 veldbusprincipes en typische specificaties
RS232/EIA232-interface
De RS232-interface, die al in 1962 werd gelanceerd, gold lange tijd als dé seriële interface.
Wanneer werd gesproken over een seriële interface met betrekking tot pc's, werd RS232
bedoeld. RS232 werd ontwikkeld voor communicatie tussen twee apparaten (punt-naar-
puntaansluiting) bij lage overdrachtssnelheden.
RS422/EIA422-interface
RS422 maakt het mogelijk om zowel punt-naar-puntnetwerken als multidropnetwerken te
bouwen. In multidropnetwerken is het mogelijk om meerdere ontvangers op één zender
aan te sluiten.
De gegevens worden differentieel verzonden via getwiste datakabels. Voor volledige
duplexwerking is één paar lijnen nodig voor elke zendrichting.
RS485/EIA485-interface
RS485 wordt beschouwd als een versie op hoger niveau van de RS422-standaard en heeft
dan ook vergelijkbare elektrische kenmerken.
In tegenstelling tot RS422 is RS485 echter ontworpen als een multi-point-interface (geschikt
voor buscommunicatie) waarover tot 32 apparaten kunnen communiceren. Er zijn nu ook
transceivermodules (gecombineerde zend- en ontvangmodules) waarmee netwerken met
maximaal 256 apparaten kunnen worden geïmplementeerd. De daadwerkelijke maximaal
haalbare netwerkgrootte hangt af van de overdrachtssnelheid (lijnlengte) en de structuur
van het netwerk (netwerktopologie).
Apparaten
Standaard
aangesloten
(toepassing)
hoofdcircuit
RS232
1 zender
(punt naar
1 ontvanger
punt)
RS422
1 zender
(punt naar
10 ontvangers
punt)
RS485
32 zenders
(Bus)
32 ontvangers
Max.
afstand
per
in m
15
1200
1200
Aantal
Signaal-
lijnen
niveau
Duplex min.
± 5 V min.
3+ diverse
± 15 V max.
statussignalen
Duplex: 4
± 2 V min.
Half-
± 1,5 V min.
duplex: 2
157