Interfaces
158
USB-interface
De USB (universele seriële bus)-standaard werd in 1995 ontwikkeld door Intel, samen met
bedrijven in de IT-sector. De USB 2.0-uitbreiding van de standaard in 2000 verhoogde
de overdrachtssnelheid van 12 Mbps naar 480 Mbps. In 2008 werd vervolgens USB 3.0
geïntroduceerd, waarmee overdrachtssnelheden tot 5 Gbps mogelijk werden. De gegevens
worden differentieel verzonden via "twisted pair"-bedrading (gedraaide aderparen).
De kabellengte tussen twee apparaten mag maximaal 5 m bedragen.
Ondanks de naam is USB geen fysieke databus, maar een punt-naar-puntinterface. De
term "bus" in de naam USB verwijst enkel naar de structuur waarmee een netwerk kan
worden gebouwd. De USB-specificatie voorziet in een centrale host (master) waarop
tot 127 verschillende apparaten kunnen worden aangesloten. Slechts één apparaat kan
rechtstreeks op een poort worden aangesloten. Een extra hub is nodig om meerdere
apparaten op een poort aan te sluiten.
Ethernetinterface
De Ethernetstandaard werd al aan het begin van de jaren 70 ontwikkeld. Sinds die tijd heeft
Ethernet een sterke opmars gemaakt in allerlei producten. In de jaren 90 vond Ethernet z'n
weg naar de automatiseringswereld via protocollen zoals: MAP, Modbus TCP en EtherNet/IP.
Ethernet werkt typisch op 100 Mbps, over STP-kabels (shielded twisted pair – afgeschermde
gedraaide paren), maar is ook beschikbaar als draadloos, glasvezel en andere media. Het
voordeel van het gebruik van Ethernet is niet alleen gelegen in de hoge snelheid en de
gestandaardiseerde kabels & connectoren, maar ook in de mogelijkheid om vanuit het
kantoornetwerk toegang te krijgen tot gegevens in automatiseringsapparatuur. Dit maakt
het mogelijk om de status vanaf elke locatie in de fabriek uit te lezen, of zelfs vanaf een
ander continent.
Hoewel alle Ethernetproducten op Ethernet werken, betekent dit niet dat het mogelijk is
om verschillende Ethernettechnologieën in hetzelfde netwerk te gebruiken. Technologieën
kunnen de arbitrage veranderen of strikte eisen stellen aan timing, waardoor het gemengd
gebruik van technologieën onmogelijk is. De meest gangbare Ethernettechnologieën
van dit moment zijn PROFINET, EtherNet/IP, Modbus TCP, POWERLINK en EtherCAT. Op dit
moment beslaan deze technologieën ruim 90% van het marktaandeel in nieuwe installaties.
8.3 Standaard seriële interface in frequentieomvormers
Tegenwoordig worden de meeste FC's standaard uitgerust met een seriële systeeminterface
die kan worden gebruikt voor aansluiting op een netwerk.
Diverse gestandaardiseerde protocollen worden meestal ondersteund, naast niet-
gepubliceerde, fabrikantspecifieke (bedrijfseigen) protocollen. Fysiek zijn deze interfaces
heel vaak gebaseerd op de specificatie van de RS485-interface.