28
Besteed speciale aandacht aan de nominale motorspanning bij aansluiting in ster of
driehoek. Als de voedingsspanning hoger is dan de nominale spanning van de toegepaste
configuratie, wordt de motor beschadigd. Vaak kan de aansluiting worden gewijzigd door
de jumpers op de motorklemmen te verplaatsen.
Fig. 1.20
Motoren aangesloten in ster (a) of driehoek (b) via jumpers op het klemmenblok
Bij een driehoekaansluiting wordt de volledige voedingsspanning geschakeld op elke
motorfase, maar wordt de stroom verlaagd met factor √3. Bij een steraansluiting wordt
de stroom gehandhaafd en wordt de spanning verlaagd. Daardoor is het vermogen gelijk
ongeacht de aansluiting, doordat de toevoerspanningen verschillend zijn.
Fig. 1.21
Stroom- en spanningsverdeling bij aansluiting in ster (a) en driehoek (b)
Zogenaamde ster-driehoekstarters benutten dit gedrag om de startstroom van een
motor te beperken. Dit is alleen mogelijk wanneer de motor in normaal bedrijf op het
desbetreffende net in driehoek aangesloten zou worden. Voor een 400 V-net betekent
dit dat de motor in steraansluiting een nominale waarde van 690 V moet hebben en in
driehoekaansluiting een nominale waarde van 400 V. Bij het opstarten zal de motor echter
tijdelijk in ster worden aangesloten, waardoor stroom, vermogen en koppel tot een derde
worden verlaagd. Nadat de motor is aangelopen, wordt de aansluiting veranderd in
driehoek.
Motorspanningen worden in catalogi vaak aangeduid door de ster- en driehoekspanningen
samen te vermelden (voorbeeld: 400/230 V Y/Δ of 690/400 V Y/Δ). De lagere spanning
verwijst altijd naar de driehoekaansluiting en de hogere spanning naar de steraansluiting.
De relatie van de stroom is net omgekeerd: de lagere stroom verwijst naar de
sterconfiguratie en de hogere stroom verwijst naar de driehoekconfiguratie.
U1
V1
W1
W2
U2
V2
a)
lpp = lp
L1
Up = Upp
√3
Upp
L2
L3
a)
U1
V1
W1
W2
U2
V2
b)
lpp = √3 × lp
L1
Upp
lp
L2
L3
b)
Elektromotoren