Frequentieomvormers
56
Het gebruik van PAM kan leiden tot minder motorruis en zeer geringe rendements-
voordelen in speciale toepassingen zoals snellopende motoren (10.000-100.000 tpm). Vaak
weegt dit echter niet op tegen de nadelen, zoals hogere kosten voor de meer geavanceerde
hardware en regelproblemen zoals hogere koppelrimpels bij lage toerentallen.
2.6.2 Pulsbreedtemodulatie (PWM)
PWM wordt gebruikt in FC's met een constante tussenkringspanning. Dit is de meest
toegepaste en ontwikkelde methode. In vergelijking met PAM gelden er voor deze
modulatiemethode lagere hardwarevereisten, zijn de regelprestaties bij lagere toerentallen
beter, en kan er altijd een remweerstand worden gebruikt.
De motorspanning kan worden gevarieerd door de tussenkringspanning (DC) gedurende
een bepaalde tijd op de motorwikkelingen te schakelen. De frequentie kan worden
gevarieerd door de positieve en negatieve spanningspulsen voor de twee halve perioden
te verschuiven langs de tijdsas.
Omdat de technologie de breedte van de spanningspulsen varieert, wordt hiervoor de
benaming "pulsbreedtemodulatie" of PWM (pulse width modulation) gebruikt. Met behulp
van conventionele PWM-technieken bepaalt het stuurcircuit de in- en uitschakeltijden van
de halfgeleiders zodanig dat de motorspanning zo sinusvormig mogelijk wordt. Hierdoor
kunnen de verliezen in de motorwikkelingen worden beperkt en wordt een soepele
motorwerking verkregen, ook bij lage toerentallen.
De uitgangsfrequentie wordt gevarieerd door de motor gedurende bepaalde tijd op de
halve tussenkringspanning aan te sluiten. De uitgangsspanning wordt gevarieerd door de
spanningspulsen van de uitgangsklemmen van de FC op te delen in een reeks smallere
afzonderlijke pulsen met pauzes ertussen. De puls-pauzeverhouding kan worden aangepast
op basis van het vereiste spanningsniveau. Dit betekent dat de amplitude van de negatieve
en positieve spanningspulsen altijd overeenkomt met de halve tussenkringspanning.