3C-1
4.
VOORAS.
De
vooras
is
gemaakt
van
smeedstaal
en
hee{t
een
l-vormige
doorsnede.
De
as
en de
stuurarmen
hebben
een
speciale
warmtebehandeling
onder-
gaan, waardoor deze delen een
grote
stijfheid verkregen hebben
en
bestand
zijn tegen buig-
en
torsiekrachten.
Het
is
niet
raadzaam
te
trachten
om
delen,
die
meer dan
5o
verbogen
of
getordeerd zijn,
weer
in
hun
oude
vorm terug
te
brengen.
Dergelilke
verbogen
of
getordeerde
delen
moeten vervangen
worden.
Lichte verbuiging
of
torsie van delen,
die
een
warmtebehandeling
hebben
ondergaan,
kan met
succes weggenomen
worden,
onder
voorwaarde
dat
het
richten koud
geschiedt.
Warmte heeft
een
nadelige
invloed
op de
structuur
van
het
materiaal,
zodat verwarming
afgeraden
moet
worden
De
as is aan
de
beide einden voorzien
van
een conisch rollager,
dat
het
gewicht
van
de
wagen opneemt. De wielnaven
worden
gedragen
door
twee
verstelbare conische
rollagers.
Om
verlies
van
vet
uit de
naa{
te
voorkomen
is
een
vetkeerring
aan-
gebracht. De
fuseetappen
zijn
elk
van
twee
bronzen
lagerbussen
voorzien.
a.
Alstelling van
de
voorwiellagers.
Draai
de
kroonmoer vast
tegen
het
buitenlager,
zodat het
wiel
zwaar
gaat
draaien,
Men houdt hierbil
het wiel
draaiend
om
zeker
te
zijn,
dat
alle
dragende oppervlakken
goed
op
elkaar liggen. Draai
de
moer
nu
zover terug,
dat
het
wiel licht
en
vrij
doordraait; OVERTUIG
U
ER
VAN,
DAT DE
REM NIET AANLOOPT.
Breng
de
splitpen
aan
en buig deze
langs
de
moer
om.
Nadat
de
splitpen
is
aangebracht,
mag
de
naaf echter
geen-merkbare
spelins
hebben,
MOET DUS
JUIST SPELINGVRIJ
ZIJN.
Bevestig
tenslotte
de
naafdop
met het
vereiste aantal
bouten
Men
dient
er
voor te.zorgen niet
té
veel
vet in
de
naaf
te
doen,
aangezien
daardoor
de
kans
bestaat,
dat het overtollige vet door
de
vetkeerring
heen
clringt
en in de
remtrom
mel terecht
komt.
b.
De iuiste
wielafstelling.
Om de
bandensliltage
tot
een
minimum
te
beperken
en de
stuurinrichting
steeds
goed
te
laten functionneren
is
het nodig
de
wielafstelling
van
tijd
tot
tijd te
controleren.
De zware
belastingsstoten,
waaraan iedere
wagen
onderhevig
is,
kunnen
de
afstelling
doen
veranderen. Een correcte
wiel-
afstelling is afhankelilk
van het
naspoor,
de vlucht, de
{useependwarshelling
en
het
toespoor.
Naspoor.
Het
aantal graden,
dat
de
bovenkant
van
de
fuseepen achterover
helt,
noemt men het
naspoor.
Door
negatief
of te
weinig
naspoor zal
de
wagen
gaan slingeren
en is het
moeilijk
om
er
rechtuit mee
te
rijden.
Bovendien