2C-1
C.
SMERING.
Beschrijving
van het
smeersysteem.
De
smering
van
de
motor
geschiedt
onder
druk
naar
alle
krukas-
en
drijfstanglagers
door
middel
van een
tandradpomp.
De
oliepomp
wordt
door
de
nokkenas aangedreven,
De
pomp
zuigt
uit het
middengedeelte
van het
carter
en
perst
de olie
door een
kanaal
in
het blok.
Dan
vloeit
de olie door
een verdeler
en door
verschillende
leidingen
naar
de
krukas-
lagers.
Van
de
krukaslagers
loopt
de olie
door
speciaal
voor
dit
doel
geboorde
gaten
in de
krukas
naar
de
drijfstanglagers.
Het
omlooptype-
drukregelaar, bestaande
uit
een zuiger met
drukveer, bevindt
zich
in
het
oliepomphuis.
De
tussenas
en de
hulpaandrijfas worden
.
onder druk
ge-
smeerd.
De
nokkenaslagers,
klepstoters, klepstelen
en
cylinders
worden
gesmeerd
door
de olie, die van de
krukas-
en
drijfstanglagers
wordt
afg
eslingerd.
Smeerinstructies.
Oliepeil en de
hoeveelheid
olie.
Het
peil
van
de olie
in
het
carter
wordt
algelezen
op de
oliepeilstok.
Om
dit
nauwkeurig
te
kunnen
doen,
maakt men
de
uitgenomen
peilstok
eerst schoon
en
steekt hem
weer
in
het carter. De
stand
van
de olie
moet
gehandhaafd
blilven
tot
aan
of
op het merk,,FULL" op de
peilstok.
Zorg er
voor, dat het
peil
nooit
beneden
het
merkteken
,,DANGER"
staat.
Controleer
het peil
steeds,
wanneer
alle olie
uit de
motor
in
het
carter
terug
is
gedropen;
dat
is
minstens
20
minuten nadat
de
motor
gedraaid
heeft.
Het oliepeil kan dus
het
beste
's
morgens
vóór het
begin van
de
eerste
rit
gecontroleerd worden,
Wanneer
het
filterelement gereinigd
of
vernieuwd
is, moet
men
de
motor een
ogenblik laten draaien,
waardoor
het
filter
gevuld
wordt;
controleer
daarna
het oliepeil
nogmaals
en vul
de
olievoorraad
zo
nodig
aan.
Het
verversen
van
de
olie.
Het
verversen
van
de olie
dient
tijdig
te
geschieden.
Hoe
vaak
dit
gedaa;r
moet worden hangt
van de
omstandigheden
af,
waaronder
de
motor
zijn
taaJ,.
verricht
en
in
welke mate
hij
onderhouden
wordt.
Indien men
de
olie
enige
malen ververst
en
men heeft
de
conditie
van
de
gebruikte
olie
regelmatig gecontroleerd,
kan
aan
de
hand
daarvan
gemakkelilk
vastgesteld
worden
of
vaker ververst moet worden,
of
dat
men
dit
minder
veelvuldig
behoe{t
te
doen. Wanneer
de
motor nieuw
is,
zal de olie
vaker
ververst moeten worden,
dan
wanneer
de
motor
ingelopen
is.
Dit
is
een
gevolg
van het feit, dat door
de
inloopslijtage
van
verschillende
onderdelen
kleine deelties
in
de olie
geraken,
welke
door
veelvuldig
a{tappen
van
de
olie
verwijderd
kunnen
worden.
Ook
moet
de olie
vaker ververst
worden
bij
koud weer,
c{
als
de
motor dikwijls
gestart
wordt
als
hij
koud is,
Door
het
smoren
(choken)
"n
door het
draaien van
de
koude motor,
wordt
de
olie n.l.
gemakkelilk
vermengd
met
onverbrande brandstof
en
water.
Waterdamp
is een
product
van
normale verbranding
en
zal
condenseren