1.
28,-3
Vul de
brandstoftank
met
goede
brandstof
en
controleer
of
de
brand-
stoftoevoer
goed
is.
(D"
toevoer
ka
n
gecontroleerd
worden
door
de
moer,
die de
brandstofleiding
met
de
carburator verbindt,
los
te
draaien.
Komt
er
een
flinke
hoeveelheid brandstof
uit de
leiding,
dan
is dit
een
aanwijzing,
dat
voldoende brandstof
naar
de
pomp
gevoerd
wordt.) Indien
voldoende
brandsto{
in de tank
aanweziq
is,
controlere
men
de
leiding
van
de tank
naar
de
pomp
op
lekken,
die
het
gevolg
kunnen
zijn
van
losse
verbindingen, gebroken moeren
of
gescheurde
leidingen.
Ga
ook
hè,
of de
leidingen
niet
verstopt,
dan
wel
geheel
of
gedeeltelilk dichtgeknepen
zijn.
Vul de
radiator met
schoon
water
of,
indien
de
temperatuur
beneden
het
vriespunt
ligt,
met een
anti-vries
mengsel.
Vul
het
carter met
olie
tot
aan
het
rnerkteken,,FULL"
op de
olie-
peilstok
. Zie
h
ie;'voor
verder het
gedeelte
onder
c.
,,Smering".
1. Het
verdient
aanbeveling,
voordat
men van
de
startmotor
gebruik
maakt,
de
motor
drie of vier
maal met
de
handslinger
te
tornen,
teneinde
het
motordrijfwerk
reeds
enigszins,,los"
te
maken.
5.
Beha
lve het
h
ierbovengenoemde
is het
noodza
keli;k
de
smering
te
controleren
van
de
dynamo, starter, ventilator, waterpomp
en
andere
onderdelen.
Controleer
of
het luchtfilter niet
verstopt,
goed
gemonteerd
en
schoon
is en zorg
ervoor,
dat het
{i
lter
behoorlilk
gevu
ld
is.
6.
Controleer de
gehele electrische installatie
op
losse
verbindingen
en
let
er
op, dat alle
componenten
goed met
elkaar
aangesloten
ziin.
Zorg
er
voor, dat geen
losse
onderdelen,
gereedschappen
e.d.
op
de
motor
liggen,
daar deze
ernstige schade kunnen veroorzaken
of
om-
stanCers
ernstig lichamelilk
letsel
kunnen
toebrengen.
Zet
het
contact aan
en
start
vervolgens
de
motor met
behulp
van
de
starter.
Als alle
voorgaande instructies
goed
opgevolgd
zijn
en
er
wordt
gebruik gemaakt
van
de
juiste
branCstof,
zal
de
motor
onmid-
delliik
aanslaan.
I
.
Laat
de
motor
met
matige snelheid lopen
tot
h
ij
goed
wa
rm
is
en
de
smering
goed
{unctionneert.
Zie de
raadgevingen,
die
né het
starten
opgevolgd moeten
worden.
2,
3
7.
8.
b.
Het
normaal starten
van
de
motor.
Als de
motor
kort
geleden nog gelopen heeft en
er
is
veranderd
o{
gerepareerd,
wordt
op
de
volgende wijze
1
.
Controleer
de
bra
ndstoftoevoer.
2.
Controleer
het
pei
I
va
n de olie
met
beh
u
lp
va
n
van
de
olie,,FULL".)
3.
Controleer
het
koelwater.
sindsdien niets
aan
geStart:
de
peilstok.
(Stand