Controlelampjes op het display
Afhankelijk van de betekenis gaat samen met enkele controlelampjes op het
display ook het controlelampje
met controlelampjes branden.
Afhankelijk van de wagenuitrusting kunnen sommige controlelampjes op het
display gekleurd worden weergegeven. Het koelvloeistofcontrolelampje kan
bijvoorbeeld op de volgende manieren worden weergegeven.
- Segmentdisplay/monochromatisch ("zwart-wit") MAXI DOT-display
▶
▶
- gekleurd MAXI DOT-display
ATTENTIE
Het negeren van brandende controlelampjes en de bijbehorende meldin-
■
gen resp. aanwijzingen op het display van het instrumentenpaneel kan lei-
den tot zware verwondingen of schade aan de wagen.
Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan
■
op een veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarm-
lichten in
» pag.
73. De gevarendriehoek op de voorgeschreven afstand
neerzetten.
De motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werkzaam-
■
heden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwijzingen
beslist te worden opgevolgd
» pag.
Parkeerrem
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 36.
brandt - de parkeerrem is ingeschakeld.
Parkeerremstoring
Storing: elektronische parkeerrem
brandt
PARKEERREM STORING
▶
De hulp van een specialist inroepen.
Parkeren op steile helling
Parkeerrem: Helling te steil. Instructieboekje!
brandt
HELLING TE STEIL
Een parkeerplaats op een vlakke weg of op een minder steil stuk van de hel-
▶
ling zoeken.
36
Bediening
(gevaar) of
(waarschuwing) in de regel
291.
Remsysteem
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 36.
brandt - het remvloeistofpeil in het remsysteem is te laag.
Stoppen, de motor afzetten en het remvloeistofpeil controleren
▶
ATTENTIE
Als het controlelampje
samen met het controlelampje
■
Antiblokkeersysteem (ABS) brandt,
specialist inroepen.
Een storing aan het remsysteem resp. aan het ABS kan leiden tot een lan-
■
gere remweg bij het remmen - gevaar voor ongevallen!
Gordelwaarschuwingslampje voorin
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 36.
brandt - de bestuurder resp. bijrijders heeft de veiligheidsgordel niet omge-
gespt.
Bij een snelheid van meer dan 30 km/h knippert het controlelampje
klinkt tegelijkertijd een akoestisch waarschuwingssignaal.
Als de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel vervolgens niet binnen ca.
2 seconden omgespt, wordt de waarschuwingstoon uitgeschakeld en brandt
het controlelampje
continu.
Automatische afstandsregeling (ACC)
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 36.
brandt - de vertraging van de ACC is onvoldoende.
▶
Het rempedaal intrappen.
Meer informatie over het ACC-systeem
» pag.
» pag.
38,
niet verder rijden! De hulp van een
» pag.
254.
296.
en er