Verwarming en ventilatie
Verwarming, handmatige airconditioning, Climatronic
Inleiding voor het onderwerp
De verwarming verwarmt en ventileert het interieur van de wagen. De aircon-
ditioning koelt en droogt het interieur.
Het verwarmingsvermogen is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur, het
volledige verwarmingsvermogen wordt daarom pas bij bedrijfswarme motor
bereikt.
De koelfunctie werkt onder de volgende omstandigheden:
De koelfunctie is ingeschakeld.
De motor draait.
De buitentemperatuur ligt onder 2 °C.
De aanjager is ingeschakeld.
Bij ingeschakelde koelfunctie wordt het beslaan van de ruiten voorkomen.
Om de werking van de koelfunctie te verhogen, kan kortstondig de circulatie-
functie worden ingeschakeld
» pag.
Gezondheidsbescherming
Om gezondheidsrisico's (bijvoorbeeld verkoudheid) te verminderen, de volgen-
de aanwijzingen voor het gebruik van de koelfunctie in acht nemen.
Het verschil tussen de temperatuur in het interieur en de buitentemperatuur
▶
mag niet groter dan circa 5 °C zijn.
▶
De koelfunctie moet ongeveer 10 minuten voor het einde van de rit worden
uitgeschakeld.
▶
Een keer per jaar moet de airconditioning door een specialist worden gedes-
infecteerd.
ATTENTIE
Om het beslaan van de ruiten te voorkomen, moet de aanjager steeds in-
■
geschakeld zijn. Anders bestaat gevaar voor ongevallen.
Uit de luchtroosters kan bij ingeschakelde koelfunctie onder bepaalde
■
omstandigheden lucht met een temperatuur van circa 5 °C stromen.
116.
Let op
De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij zijn van bv. ijs, sneeuw en bladeren,
■
zodat de verwarming en de koelfunctie optimaal kunnen werken.
Na het inschakelen van de koelfunctie kan condenswater van de verdamper
■
van de airconditioning lekken en onder de wagen een waterplas vormen. Dit
betekent niet dat er een lekkage aanwezig is!
Bij een te hoge koelvloeistoftemperatuur wordt de koelfunctie uitgeschakeld
■
om de motorkoeling te kunnen garanderen.
Verwarming en handbediende airconditioning
Afb. 145 Bedieningselementen van de verwarming/airconditioning
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 113.
Afzonderlijke functies kunnen worden ingesteld resp. ingeschakeld door de
draaiknop te draaien of de betreffende toets in te drukken
Temperatuur instellen
A
Temperatuur verlagen /
▶
Aanjagertoerental instellen (stand 0: aanjager uit, stand 6: hoogste toeren-
B
tal)
Luchtuitstroomrichting instellen
C
Afhankelijk van de uitrusting:
D
Interieurvoorverwarming en - ventilatie in-/uitschakelen
▶
▶
Voorruitverwarming in-/uitschakelen
Koelfunctie in-/uitschakelen
Achterruitverwarming in-/uitschakelen
Circulatiefunctie in-/uitschakelen
Bij ingeschakelde functie brandt onder de toets het controlelampje.
» afb.
145.
Temperatuur verhogen
» pag. 117
» pag. 76
» pag. 76
» pag. 116
Verwarming en ventilatie
» pag. 118
113