de achterklep
R
de motorkap.
R
Alarm beëindigen: De sleutel in het con-
X
tactslot steken.
Het alarm stopt.
of
Toets % of & op de sleutel indruk-
X
ken.
Het alarm stopt.
Het alarm blijft ook ingeschakeld als de reden
voor het alarm direct weer wordt opgeheven,
bijvoorbeeld door een geopend portier direct
weer te sluiten.
Wegsleepbeveiliging
Functie
Als de wegsleepbeveiliging is geactiveerd en
de hellingshoek van de auto wijzigt zich,
treedt een optisch en akoestisch alarm in
werking. Dit kan het geval zijn, wanneer bij-
voorbeeld de auto aan een kant omhoogge-
bracht wordt.
Inschakelen
Erop letten dat:
X
de portieren gesloten zijn
R
de achterklep gesloten is.
R
Alleen dan wordt de wegsleepbeveiliging
ingeschakeld.
De auto vergrendelen met de sleutel.
X
De wegsleepbeveiliging wordt na circa
60 seconden ingeschakeld.
Uitschakelen
De auto ontgrendelen met de sleutel.
X
of
De sleutel in het contactslot steken.
X
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch
uitgeschakeld.
Deactiveren
De sleutel uit het contactslot verwijderen.
X
Toets : indrukken.
X
Controlelampje ; gaat kortstondig bran-
den.
De auto vergrendelen met de sleutel.
X
De wegsleepbeveiliging is uitgeschakeld.
De wegsleepbeveiliging blijft zo lang uitge-
schakeld, tot:
de auto opnieuw wordt ontgrendeld
R
een portier geopend en weer gesloten
R
wordt
de auto weer wordt vergrendeld.
R
Om vals alarm te voorkomen, de wegsleep-
beveiliging uitschakelen als de auto wordt
vergrendeld en:
getransporteerd
R
vervoerd, bijvoorbeeld met een veerboot of
R
transporter
op een beweeglijke ondergrond wordt
R
geparkeerd, bijvoorbeeld in een etagega-
rage.
Interieurbeveiliging
Functie
Bij ingeschakelde interieurbeveiliging wordt
een optisch en akoestisch alarm geactiveerd,
wanneer een beweging in het interieur wordt
herkend. Dit kan het geval zijn, wanneer bij-
voorbeeld iemand in het interieur grijpt.
Alarmsystemen
Z
75