De motor starten.
X
De draaiknop van de koplampinstelling in
X
de stand zetten die overeenkomt met de
belading van de auto.
Combischakelaar
Richtingaanwijzers
Grootlicht
:
Richtingaanwijzers rechts
;
Lichtsignaal
=
Richtingaanwijzers links
?
Kort knipperen: De combischakelaar kort
X
tot het drukpunt in de richting van pijl ;
of ? drukken.
De betreffende richtingaanwijzers knippe-
ren driemaal.
Permanent knipperen: De combischake-
X
laar tot voorbij het drukpunt in de richting
van pijl ; of ? drukken.
Grootlicht
Grootlicht inschakelen: De sleutel in het
X
contactslot in stand 2 draaien of de motor
starten.
De verlichtingsschakelaar in stand L of
X
in stand à draaien.
De combischakelaar in de richting van
X
pijl : tot voorbij het drukpunt indrukken.
Het grootlicht wordt in stand à alleen
bij duisternis ingeschakeld en als de motor
draait.
Buitenverlichting
Bij ingeschakeld grootlicht brandt het
blauwe controlelampje K in het instru-
mentenpaneel.
Grootlicht uitschakelen: De combischa-
X
kelaar in de beginpositie terugtrekken.
Het blauwe controlelampje K in het
instrumentenpaneel dooft.
i
Auto's met adaptieve grootlichtassistent:
Als de adaptieve grootlichtassistent actief
is, regelt deze het in- en uitschakelen van
het grootlicht (
pagina 117).
Y
Lichtsignaal
Inschakelen: De sleutel in het contactslot
X
in stand 1 of 2 draaien of de motor starten.
De combischakelaar in de richting van
X
pijl = trekken.
Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden automatisch
ingeschakeld als:
een airbag is geactiveerd of
R
de auto vanaf een snelheid van meer dan
R
70 km/h krachtig wordt afgeremd en tot
stilstand komt.
Alarmknipperlichten inschakelen:
X
Toets : indrukken.
Alle richtingaanwijzers knipperen. Als nu
een richtingaanwijzer via de combischake-
laar wordt ingeschakeld, knipperen alleen
115
Z