Inzittenden — vooral kinderen — mogen
R
nooit met het hoofd tegen het gedeelte van
de ruit leunen waar de windowbag wordt
opgeblazen.
Op de passagiersstoel mogen alleen naar
R
achteren gerichte kinderzitjes worden
bevestigd als de passagiersairbag is uitge-
schakeld. De passagiersairbag wordt uitge-
schakeld wanneer op de passagiersstoel
van een met automatische kinderzitjeher-
kenning in de passagiersstoel uitgeruste
auto een kinderzitje met een transponder
voor de automatische kinderzitjeherken-
ning is bevestigd. Daarbij moet controle-
lampje PASSENGER AIRBAG OFF 4 per-
manent branden.
Als de auto geen automatische kinderzitje-
herkenning in de passagiersstoel heeft of
een naar achteren gericht kinderzitje geen
transponder voor de automatische kinder-
zitjeherkenning heeft, moeten kinderen in
een kinderzitje op een daartoe geschikte
achterzitplaats worden beveiligd. Als op de
passagiersstoel een naar voren gericht kin-
derzitje is bevestigd, de passagiersstoel
altijd zo ver mogelijk naar achteren zetten.
Er mogen zich in de zakken van kleding-
R
stukken geen zware of scherpe voorwerpen
bevinden; dit controleren.
In het bijzonder tijdens het rijden niet naar
R
voren buigen, bijvoorbeeld over de afdek-
king van de bestuurders- resp. passagiers-
airbag.
Nooit de voeten op het dashboard leggen.
R
Het stuurwiel alleen aan de stuurwielrand
R
vasthouden. Op deze wijze kan de airbag
ongehinderd worden opgeblazen. Indien
het stuurwiel aan de binnenzijde wordt
vastgehouden, kunt u letsel oplopen wan-
neer de airbag in werking treedt.
Niet tegen de binnenzijde van de portieren
R
leunen.
Erop letten dat zich geen verdere personen,
R
dieren of voorwerpen tussen de inzittenden
en het werkgebied van de airbags bevin-
den.
Veiligheidssystemen inzittenden
Geen voorwerpen tussen de rugleuning en
R
het portier leggen.
Aan de handgrepen alsmede aan de kle-
R
dinghaken geen harde voorwerpen zoals
kledinghangers hangen.
Geen accessoires, zoals bekerhouders, op
R
de portieren bevestigen.
De kans op verwondingen door een airbag kan
vanwege de vereiste hoge snelheid waarmee
de airbag wordt opgeblazen niet geheel wor-
den uitgesloten.
G
Waarschuwing
Wanneer airbagafdekkingen worden veran-
derd of voorwerpen, waaronder stickers,
hierop worden aangebracht, kunnen de air-
bags niet meer zoals bedoeld hun werk doen.
Verhoogd gevaar voor letsel!
De airbagafdekkingen nooit veranderen en
hierop geen voorwerpen aanbrengen.
G
Waarschuwing
Na het activeren van de airbag zijn de onder-
delen hiervan heet. Gevaar voor letsel!
De onderdelen van de airbag niet aanraken.
Geactiveerde airbags direct laten vervangen
bij een gekwalificeerde werkplaats.
Een opgeblazen airbag remt en vermindert de
beweging van de inzittenden.
Als de airbags worden geactiveerd, hoort u
een knal en kan er poederstof vrijkomen. De
knal is in principe niet schadelijk voor het
gehoor, uitzonderingen daargelaten. Het vrij-
komende poederstof is over het algemeen
niet schadelijk voor de gezondheid en duidt
niet op brand in de auto. Het stof kan bij per-
sonen met astma of ademhalingsmoeilijkhe-
den kortstondige ademhalingsproblemen
veroorzaken. Om deze ademhalingsmoeilijk-
heden te voorkomen, direct uitstappen als
het veilig is om dit te doen. Om buitenlucht
toe te laten, kan ook de ruit worden geopend.
Het SRS-waarschuwingslampje 6 gaat
branden.
43
Z