het gevaar van een aanrijding heeft herkend,
wordt u optisch en akoestisch gewaar-
schuwd. In kritische situaties remt de COLLI-
SION PREVENTION ASSIST PLUS bovendien
automatisch af.
Functie
In- of uitschakelen: De COLLISION PRE-
X
VENTION ASSIST PLUS met behulp van de
boordcomputer in- of uitschakelen
(
pagina 230).
Y
Als de COLLISION PREVENTION ASSIST PLUS
ingeschakeld is, verschijnt in de assistentie-
weergave het symbool Ä.
Als de bestuurder de gordel draagt, kan de
COLLISION PREVENTION ASSIST PLUS in het
snelheidsbereik van 7 km/h tot 200 km/h
automatisch remmen.
De COLLISION PREVENTION ASSIST PLUS
kan in het snelheidsbereik van 7 km/h tot
30 km/h ook op stilstaande obstakels reage-
ren door automatisch te remmen.
Auto's met PRE-SAFE
remfunctie van de COLLISION PREVENTION
ASSIST PLUS sterk ingrijpt, worden tegelij-
kertijd preventieve beschermingsmaatrege-
len voor de inzittenden (PRE-SAFE
veerd.
De herkenning kan vooral beperkt zijn bij:
vervuilde of afgedekte sensoren
R
sneeuw of zware regenval
R
storing door anderen radarbronnen
R
sterke radarreflectie, bijvoorbeeld in par-
R
keergarages
vooruitrijdende smalle voertuigen, bijvoor-
R
beeld motorfietsen
voorliggers, die versprongen rijden ten
R
opzichte van het midden van de auto
nieuwe auto's of na onderhoud aan het
R
COLLISION PREVENTION ASSIST PLUS
systeem.
Daartoe de aanwijzingen in het hoofdstuk
Inrij-aanwijzingen in acht nemen
(
pagina 148).
Y
®
: Als de automatische
®
) geacti-
Rijveiligheidssystemen
Na een beschadiging van de voorzijde van de
auto de instelling en werking van de radar-
sensoren bij een gekwalificeerde werkplaats
laten controleren. Dit geldt ook voor aanrij-
dingen met lage snelheid, waarbij geen
schade aan de voorzijde van de auto zichtbaar
is.
Adaptief remlicht
Het adaptief remlicht waarschuwt het achter-
opkomend verkeer bij een noodstopsituatie
door:
knipperende remlichten
R
inschakelen van de alarmknipperlichten.
R
Als u boven een snelheid van 50 km/h krach-
tig remt of bij het remmen door de BAS of de
BAS PLUS wordt ondersteund, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achter-
opkomende verkeer op buitengewoon opval-
lende wijze gewaarschuwd.
Als deze remmanoeuvre vanaf een snelheid
van meer dan 70 km/h tot stilstand wordt
uitgevoerd, schakelen de alarmknipperlich-
ten bij stilstand automatisch in. Wanneer het
rempedaal opnieuw wordt ingedrukt, dan
branden de remlichten weer continu. De
alarmknipperlichten worden automatisch uit-
geschakeld als er sneller dan 10 km/h wordt
gereden. De alarmknipperlichten kunnen ook
met de alarmknipperlichtentoets worden uit-
geschakeld (
pagina 115).
Y
®
ESP
(elektronisch stabiliteitspro-
gramma)
Algemene aanwijzingen
i
Het onderwerp "Belangrijke veiligheids-
voorschriften" (
pagina 65) in acht nemen.
Y
®
Het ESP
controleert de rijstabiliteit en de
tractie, dat wil zeggen de krachtoverbrenging
tussen de banden en het wegdek.
®
Herkent het ESP
dat de auto van de gewen-
ste koers afwijkt, dan worden ter stabilisatie
69
Z