Buitenverlichting
114
Toets N indrukken.
X
Het groene controlelampje N in het
instrumentenpaneel gaat branden.
Mistlampen uitschakelen: Toets N
X
indrukken.
Het groene controlelampje N in het
instrumentenpaneel dooft.
Alleen auto's met mistlampen zijn met de
functie "Mistlicht" uitgerust; naar de werking
van de mistlampen bij auto's met intelligent
verlichtingssysteem (
Mistachterlicht
Het mistachterlicht verbetert bij dichte mist
de zichtbaarheid van de auto voor het ach-
teropkomende verkeer. De landspecifieke
regelingen voor gebruik van het mistachter-
licht in acht nemen.
Mistachterlicht inschakelen: De sleutel
X
in het contactslot in stand 2 draaien of de
motor starten.
De verlichtingsschakelaar in stand L of
X
in stand à draaien.
Toets R indrukken.
X
Het gele controlelampje R in het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Mistachterlicht uitschakelen: Toets
X
R indrukken.
Het gele controlelampje R in het instru-
mentenpaneel dooft.
i
Als het mistachterlicht ingeschakeld is,
wordt het middelste remlicht in het achter-
licht vanwege een wettelijke eis uitgescha-
keld.
Stadslicht
! Bij sterke ontlading van de accu wordt het
stads- of het parkeerlicht ten gunste van de
volgende motorstart automatisch uitge-
schakeld. De auto altijd overeenkomstig
wettelijke regelingen veilig en voldoende
verlicht parkeren. Het gebruik van het
stadslicht T gedurende meerdere uren
vermijden. Indien mogelijk het rechter
pagina 117).
Y
X of het linker W parkeerlicht
inschakelen.
Inschakelen: De verlichtingsschakelaar in
X
stand T draaien.
Het groene controlelampje T in het
instrumentenpaneel gaat branden.
Parkeerlicht
Als het parkeerlicht wordt ingeschakeld, is de
auto aan de betreffende zijde verlicht.
Parkeerlicht inschakelen: Geen sleutel in
X
het contactslot of de sleutel in het contact-
slot in stand 0.
De verlichtingsschakelaar in stand W
X
(linker zijde van de auto) of X (rechter
zijde van de auto) draaien.
Koplampen instellen (halogeenkoplam-
pen)
Met de koplampinstelling wordt de lichtbun-
del van de koplampen aan de beladingstoe-
stand van de auto aangepast.
Koplampinstelling
Bestuurders- en passagiersstoel bezet
g
Bestuurdersstoel, passagiersstoel en
1
achterzitplaatsen bezet
Bestuurdersstoel, passagiersstoel en
2
achterzitplaatsen bezet, bagageruimte
beladen
Voorstoelen bezet en maximumachteras-
3
belasting bereikt, bijvoorbeeld bij het rij-
den met een aanhangwagen