8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling
2: Per lens afstellen
U kunt de aanpassing voor ieder objectief doorvoeren en de aanpassing in de
camera registreren. U kunt voor maximaal 40 objectieven aanpassingen registreren.
Wanneer u automatisch scherpstelt met een objectief waarvan de aanpassing is
geregistreerd, zal het scherpstelpunt door de aanpassing altijd zijn bijgesteld.
Stel de aanpassing handmatig in door aan te passen, een opname te maken
en het resultaat te controleren. Als u gebruik maakt van een zoomlens,
maakt u de aanpassing voor de groothoekstand (W) en de telestand (T).
Geregistreerd nummer
Selecteer [2: Per lens afstellen].
1
Selecteer [2: Per lens afstellen].
Druk op de knop <Q>.
2
Het scherm [2: Per lens afstellen]
verschijnt.
Controleer en wijzig de objectiefgegevens.
3
Controleer de objectiefgegevens.
Druk op de knop <B>.
In het scherm worden de naam van het
objectief en een 10-cijferig
serienummer weergegeven. Wanneer
het serienummer wordt weergegeven,
selecteert u [OK] en gaat u naar stap 4.
Als het serienummer van het objectief
niet kan worden bevestigd, wordt
'0000000000' weergegeven. Voer het
nummer in zoals hieronder aangegeven.
Zie de volgende pagina over het sterretje
' * ' dat voor het serienummer van het
objectief wordt weergegeven.
379