De opnamekwaliteit instellen
3
U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn acht JPEG-instellingen
voor opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c. Er zijn drie RAW-
instellingen voor opnamekwaliteit: 1, 41 en 61 (pag. 118).
Voorbeelden van de instelling voor opnamekwaliteit
Alleen 73
1+73
Als [-] is ingesteld voor zowel RAW als JPEG, wordt 73 ingesteld.
116
Selecteer [Beeldkwalit.].
1
Selecteer op het tabblad [z1] de
optie [Beeldkwalit.] en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer de opnamekwaliteit.
2
Draai aan het instelwiel <6> om
een RAW-instelling te selecteren.
Druk op de knop <U> om een
JPEG-instelling te selecteren.
'***M (megapixels) **** x ****'
rechtsboven aan het scherm geeft het aantal
opgenomen pixels en [***] het resterend
aantal opnamen aan (maximaal 999).
Druk op <0> om de instelling vast te
leggen.
Alleen 1
61+74