A Een beeldstijl aanpassenN
Parameterinstellingen en -effecten
g Scherpte
h Contrast
i Verzadiging
j Kleurtoon
Door bij stap 3 [Stand.inst.] te selecteren, kunt u de
standaardparameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen.
Om de aangepaste beeldstijl te gebruiken, selecteert u eerst de
aangepaste beeldstijl en vervolgens maakt u de opname.
130
Druk op de knop <M> om de
aangepaste parameters op te slaan.
Het keuzescherm voor beeldstijlen
verschijnt weer.
Parameterinstellingen die afwijken
van de standaardinstelling worden
blauw weergegeven.
0: minder scherpe contouren +7: scherpe contouren
-4: laag contrast
-4: lage verzadiging
-4: roodachtige huidskleur
+4: hoog contrast
+4: hoge verzadiging
+4: geelachtige huidskleur