11. Breng de brandstofpompplaat (34) aan door de
groef (35) uit te lijnen met de nok van de
brandstofpompeenheid (36).
Controleer of de nok van de stofafdichting (27) op
zijn plaats zit zoals afgebeeld.
(35)
(27)
(27) nok van stofafdichting
(34) brandstofpompplaat
(35) groef van brandstofpompplaat
(36) nok van brandstofpompeenheid
12. Breng de conische veerringen (37), de bussen
(38), de onderlegring (39), de
blokkeerkabelgeleider (40), de
bevestigingsmoeren van de brandstofpomp
(41) en de dopmoer van de brandstofpomp (42)
aan.
Zorg ervoor dat alle bolle oppervlakken van de
(34)
conische veerringen naar boven wijzen.
Zorg ervoor dat de dopmoer op de plaats van de
identificatiemarkering (43) op de
brandstofpompplaat (34) zit.
(41)
(40)
(36)
(39)
(37)
Brandstoftankzijde
(34)
(34) brandstofpompplaat
(37) conische veerringen
(38) bussen
(39) onderlegring
(40) blokkeerkabelgeleider
(41) bevestigingsmoeren van brandstofpomp
(42) dopmoer van brandstofpomp
(43) identificatiemarkering
13. Zet de bevestigingsmoeren (41) en de dopmoer
(42) van de brandstofpomp vast in de
aangegeven volgorde en met het
voorgeschreven aanhaalmoment, zoals
weergegeven:
11 Nm (1,1 kgf·m)
(42)
2
(41) bevestigingsmoeren van brandstofpomp
(38)
(42) dopmoer van brandstofpomp
14. Breng de brandstoftank aan (pagina 62).
15. Verhoog de brandstofdruk (pagina 68).
(37)
(43)
Brandstofsysteem
(42)
6
4
3
5
Het onderhoud van uw Honda
(41)
1
67