6. Zet de onderste kroonplaatklembouten (1) vast
met het voorgeschreven aanhaalmoment:
20 Nm (2,0 kgf·m)
7. Zet de bovenste kroonplaatklembouten (9) vast
met het voorgeschreven aanhaalmoment:
20 Nm (2,0 kgf·m)
LET OP
Als u de klembouten te strak vastzet, kunnen de
buitenste buizen vervormen. Vervormde buitenste
buizen moeten worden vervangen.
(1)
(1) onderste kroonplaatklembouten
(9) bovenste kroonplaatklembouten
8. Reinig de schroefdraad van de inbusbouten
van de vorkbeschermer (10) en de ashouder
grondig.
Breng borgvloeistof aan op de schroefdraad.
Breng de vorkbeschermers (11) en de
inbusbouten van de vorkbeschermers aan.
Zet de inbusbouten van de vorkbeschermers
vast met het voorgeschreven aanhaalmoment:
7 Nm (0,7 kgf·m)
(11)
(10)
(10) inbusbouten van vorkbeschermer
(11) vorkbeschermers
(9)
9. Lijn de remklauw (12) en de remslang (13) uit
met de linker vorkpoot en zorg dat daarbij de
remslang niet gedraaid komt te zitten. Een
verkeerd liggende remslang kan scheuren,
waardoor de remmen niet meer goed werken.
10. Lijn de onderkant van de remslangbeschermer
(14) uit met de onderste uiteinden van steun A
(15) en steun B (16) en monteer ze. Zet ze aan
de linker vorkbeschermer vast met de
klembouten van de remslang/
wieltoerentalsensordraad (17).
11. Reinig de schroefdraad van de
(16)
(11)
(10)
(12) remklauw
(13) remslang
(14) remslangbeschermer
(15) steun A
(16) steun B
(17) klembouten van remslang/wieltoerentalsensordraad
(18) bevestigingsbouten van voorremklauw
(19) draadklem
bevestigingsbouten (18) van de voorremklauw
en de remklauw grondig.
Breng borgvloeistof aan op de schroefdraad.
Monteer de remklauw (12) op de glijpoot en
zet de bevestigingsbouten van de
voorremklauw vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment:
30 Nm (3,1 kgf·m)
Breng de klem van de
wieltoerentalsensordraad (19) aan op de
remklauwsteun.
(13)
(18)
(15)
(14)
(17)
Uitlijnen
Het onderhoud van uw Honda
Vering
(19)
(12)
(vervolg)
111