Indicatielampjes en displays
De indicatielampjes en het display op uw
motorfiets houden u op de hoogte, waarschuwen
voor mogelijke problemen en zorgen dat u veiliger
en plezieriger rijdt. Controleer de indicatielampjes
en het display regelmatig. De functies worden
beschreven op de volgende pagina's.
(1)
(5)
(1) SEL-toets
(2) indicatielampje hoge koelvloeistoftemperatuur
(3) PGM-FI-storingslampje (elektronisch geregelde
brandstofinspuiting) (MIL)
(4) richtingaanwijzer
(5) multifunctiedisplay
(6) indicatielampje brandstofreserve
(7) indicatielampje neutraalstand
(8) indicatielampje grootlicht
Lamp controleren
De meeste indicatielampjes gaan branden
wanneer u de contactschakelaar
zodat u kunt controleren of deze goed
(On) zet ,
werken. Sommige indicatielampjes gaan na
een paar seconden uit.
(2)
(3)
(4)
Indien van toepassing gaan de
indicatielampjes voor grootlicht en neutraal
branden wanneer u de contactschakelaar
stand
(On) zet; de lampjes
totdat u het dimlicht selecteert of uit neutraal
schakelt.
Deze indicatielampjes worden in de tabel op
pagina 14 aangegeven met de woorden: Lamp
(7)
(8)
(6)
controleren.
Als één van deze indicatielampjes niet gaat
branden terwijl dat zou moeten, laat uw dealer
dan controleren op problemen.
Indicatielampjes en displays
Displaycontrole
Wanneer de contactslotschakelaar in de stand
in de stand
(On)
multifunctiedisplay (1) even alle modi en
digitale segmenten, zodat u kunt controleren
of het LCD-scherm naar behoren werkt.
De displays worden in de tabel op pagina 14
aangegeven met de woorden: Displaycontrole.
in de
Als een deel van deze displays niet wordt
blijven branden
weergegeven zoals het hoort, laat uw dealer
dan controleren op problemen.
(1) multifunctiedisplay
wordt gezet, toont het
(1)
Instrumenten en bedieningselementen
13