7. Controleer of de markering (11) voor de
ontsteking op het nokkenastandwiel is
uitgelijnd met het contactvlak (12) voor de
nokkenashouder van de cilinderkop.
(12)
Uitlij
(11)
(11) markering voor ontsteking
(12) contactvlak voor nokkenashouder
8. Zorg ervoor dat de paspennen (13) zijn
aangebracht in de nokkenashouder (14).
(13)
(14)
(13) paspennen
(14) nokkenashouder
9. Breng de stelringen (15) aan in de groeven (16)
op het nokkenaslager.
LET OP
Zorg ervoor dat de stelringen niet in het carter
vallen.
(15)
(15) stelringen
(16) groeven op nokkenaslager
10. Breng motorolie aan op de schroefdraad van de
bouten van de nokkenashouder.
Breng de nokkenashouder (17) aan met de
markering "
" (18) naar voren gericht.
Breng de bouten (19) (20) van de nokkenashouder
aan en zet de bouten van de nokkenashouder vast
met het voorgeschreven aanhaalmoment:
15 Nm (1,5 kgf·m)
Draai de bouten van de nokkenashouder in twee of drie
stappen kruislings vast.
(19)
(17)
(20)
(17) nokkenashouder
(19) bouten van nokkenashouder
(lang)
(18) markering "
"
(20) bouten van nokkenashouder
(kort)
11. Verwijder het blokkeergereedschap (21) voor de
spanner van de hefboom van de
nokkenaskettingspanner.
(16)
(21) blokkeergereedschap voor spanner
12. Zorg ervoor dat de zuiger op het BDP van de
compressieslag staat (pagina 88).
Controleer of de markering (11) voor de ontsteking op
het nokkenastandwiel is uitgelijnd met het contactvlak
(12) voor de nokkenashouder van de cilinderkop.
Als de markering voor de ontsteking niet is uitgelijnd met
het contactvlak van de nokkenashouder, steek dan het
blokkeergereedschap voor de spanner in de hefboom van de
nokkenaskettingspanner (pagina 90). Verwijder vervolgens
de nokkenasketting en lijn de markering voor de ontsteking
opnieuw uit.
Uitlijnen
(18)
(11) markering voor ontsteking
(12) contactvlak voor nokkenashouder
Het onderhoud van uw Honda
Klepspeling
(21)
(11)
Uitlijnen
(12)
(vervolg)
93