Achterwiel voor noodgevallen
verwijderen/aanbrengen
Raadpleeg Belangrijke veiligheidsmaatregelen op
pagina 35.
Wij raden aan wielen uitsluitend te laten
verwijderen door de dealer of een andere
deskundige monteur. Probeer niet zelf een wiel te
verwijderen. Voor het verwijderen van wielen zijn
technische deskundigheid en professioneel
gereedschap vereist.
Verwijderen
1. Zet uw motorfiets op een los verkrijgbare
werkstandaard of vergelijkbare steun met het
achterwiel los van de grond.
2. Draai de moer van de achteras (1) en de
borgmoeren (2) los, en draai de stelbouten (3)
zodanig dat het achterwiel volledig naar voren
kan bewegen voor een maximale speling van
de aandrijfketting.
3. Verwijder de moer van de achteras.
4. Verwijder de aandrijfketting (4) van het
achterste kettingwiel (5) door het achterwiel
naar voren te duwen.
5. Verwijder de achteras (6) en stelplaten (7).
6. Verwijder de remklauwsteun (8), het
achterwiel en de zijafstandsbussen (9).
• Ondersteun de remklauw zodanig dat deze
niet aan de remslang hangt. Zorg dat de
remslang niet wordt verdraaid.
• Vermijd het morsen van vet, olie of vuil op
de remschijf of het oppervlak van het
remblok.
• Trap het rempedaal niet in terwijl het wiel
verwijderd is.
(9)
(8)
(3)
(7)
(1)
(2)
(3)
(7)
(6)
(9)
(1) moer van achteras
(6) achteras
(2) borgmoeren
(7) stelplaten
(3) stelbouten
(8) remklauwsteun
(4) aandrijfketting
(9) zijafstandsbussen
(5) aangedreven kettingwiel
Aanbrengen
1. Breng de zijafstandsbussen aan en plaats het
wiel en de achterremsteun.
• Tijdens het aanbrengen van het wiel, moet de
remschijf voorzichtig tussen de remblokken
worden gepast, om beschadiging van de
remblokken te voorkomen.
• Vermijd het morsen van vet, olie of vuil op
de remschijf of het oppervlak van het
remblok. Vervuiling kan de remwerking
sterk doen afnemen of kan na montage de
remmen overmatig doen slijten.
Als u een lekke band heeft
2. Zorg ervoor dat de nok (10) van de
remklauwsteun in de sleuf (11) van de
swingarm (12) zit.
3. Steek de vooras in vanaf de linkerzijde, door
de linker swingarm, de wielnaaf en de
remklauwsteun.
4. Breng de aandrijfketting aan door het
achterwiel naar voren te duwen.
5. Breng de moer van de achteras aan en stel de
speling van de aandrijfketting af. Raadpleeg
Aandrijfketting afstellen (pagina 136).
6. Haal de moer van de achteras aan tot het
voorgeschreven aanhaalmoment:
(2)
128 Nm (13,1 kgf·m)
Een onjuiste ruimte tussen de remschijf en de
(4)
remklauwhouder kan resulteren in
beschadiging van de remschijven en een
verminderd remvermogen.
(5)
(10) nok
(11) sleuf
7. Bedien, na het aanbrengen van het wiel, het
rempedaal verschillende keren. Controleer
daarna de speling tussen de remklauwhouder
en de schijf. Ga niet rijden met de motorfiets
als er onvoldoende ruimte is.
Als u geen momentsleutel hebt gebruikt voor de
montage, ga dan zo snel mogelijk naar uw dealer
om de juiste montage te controleren. Een
verkeerde montage kan leiden tot een verminderde
remwerking.
Voorbereid zijn op onverwachte zaken
(11)
(10)
(12)
(12) swingarm
169