Hoekpunt als referentiepunt – geen overname van punten, die
voor de basisrotatie zijn getast
Tastfunctie kiezen: softkey PROBING P indrukken.
TASTPUNTEN UIT BASISROTATIE?: d.m.v. toets NO
ENT met nee beantwoorden (dialoogvraag verschijnt
alleen, als daarvoor een basisrotatie is uitgevoerd).
Beide zijkanten van het werkstuk elk twee keer tasten.
Coördinaten van het referentiepunt ingeven, met
ENT-toets overnemen.
Tastfunctie beëindigen: END-toets indrukken.
Cirkelmiddelpunt als referentiepunt
Middelpunten boringen, rondkamers, massieve cilinders, tappen,
cirkelvormige eilanden enz. kunnen als ref.p. worden vastgelegd.
Binnencirkel:
De TNC tast de binnenwand van de cirkel automatisch in alle vier de
coördinatenasrichtingen af.
Bij onderbroken cirkels (cirkelbogen) kan de tastrichting willekeurig
gekozen worden.
Tastkogel ongeveer naar het midden van de cirkel verplaatsen.
Tastfunctie kiezen: softkey PROBING CC kiezen.
Tasten: externe START-toets vier keer indrukken. Het
tastsysteem tast na elkaar 4 punten van de
cirkelbinnenwand af.
Wanneer met omslagmeting gewerkt moet worden
(alleen bij machines met spiloriëntatie, afhankelijk van
MP6160), de softkey 180° indrukken en opnieuw 4
punten van de cirkelbinnenwand aftasten.
Wanneer zonder omslagmeting gewerkt moet worden:
END-toets indrukken.
REFERENTIEPUNT: in het menu beide coördinaten van
het cirkelmiddelpunt ingeven, met ENT-toets
overnemen.
Tastfunctie beëindigen: END-toets indrukken.
Buitencirkel:
Tastkogel naar de positie in de buurt van het eerste tastpunt buiten
de cirkel verplaatsen.
Tastrichting kiezen: overeenkomstige softkey kiezen.
Tasten: externe START-toets indrukken.
Tastproces voor de overige 3 punten herhalen. Zie afbeelding
rechtsonder.
Coördinaten van het referentiepunt ingeven, met ENT-toets
overnemen.
Na het tasten toont de TNC de actuele coördinaten van het
cirkelmiddelpunt en de cirkelradius PR.
272
Y
Y+
X–
Y–
Y
X+
Y+
12 3D-tastsystemen
X+
X
Y–
X–
X