2.1 Inschakelen
Het inschakelen en het benaderen van de referentie-
punten zijn machine-afhankelijke functies. Raadpleeg het
machinehandboek.
De voedingsspanning van de TNC en de machine inschakelen.
Vervolgens toont de TNC onderstaande dialoog:
EHEU ENTEST
<
Geheugen van de TNC wordt automatisch getest
STROOMONDERBREKIN
<
TNC-melding, dat er een stroomonderbreking is
geweest – melding wissen
PLC-PRO RAMMA CONVERTEREN
<
PLC-programma van de TNC wordt automatisch geconverteerd
STUURSPANNIN
VOOR RELAIS ONTBREEKT
<
Stuurspanning inschakelen
De TNC test de functie van het
NOODSTOP-circuit
HANDBEDIENIN
REFERENTIEPUNTEN PASSEREN
<
Referentiepunten in opgegeven volgorde
passeren: voor iedere as externe START-toets
indrukken, of
Referentiepunten in willekeurige volgorde
passeren: voor iedere as externe richtingstoets
indrukken en vasthouden, tot het referentiepunt
gepasseerd is.
De TNC is nu gebruiksklaar in de werkstand HANDBEDIENING
14
Het passeren van de referentiepunten is
alleen noodzakelijk, wanneer de machine
verplaatst gaat worden. Wanneer alleen
programma's bewerkt of getest moeten
worden, dan moet na het inschakelen
van de stuurspanning direct de werkstand
PROGRAMMEREN/BEWERKEN of
PROGRAMMATEST gekozen worden.
De referentiepunten kunnen dan alsnog
gepasseerd worden. Druk daarvoor in de
werkstand HANDBEDIENING op de
softkey PASS OVER REFERENCE.
Referentiepunt passeren bij gezwenkt
bewerkingsvlak
Het passeren van referentiepunten in het
gezwenkte coördinatensysteem is via de externe
asrichtingstoetsen mogelijk. Daartoe moet de
functie „bewerkingsvlak zwenken" in HAND-
BEDIENING actief zijn (zie „2.5 Bewerkingsvlak
zwenken"). De TNC interpoleert dan bij het
aanraken van een asrichtingstoets de betreffende
assen.
De NC-START-toets heeft geen functie. De TNC
geeft bij het indrukken ervan een foutmelding.
Let erop, dat de in het menu geregistreerde
hoekwaarden, met de werkelijke hoek van de
zwenkas overeenstemmen.
2 Handbediening en uitrichten