SLEUFFREZEN (cyclus 3)
Voorbewerken
1 De TNC verplaatst het gereedschap met de nabewerkings-
overmaat (de helft van het verschil tussen sleufbreedte en
gereedschapsdiameter) naar binnen. Van daaruit steekt het
gereedschap in het werkstuk en freest in de lengterichting van de
sleuf.
2 Aan het einde van de sleuf volgt een DIEPTEVERPLAATSING en
het gereedschap freest tegenlopend.
Dit proces herhaalt zich totdat de geprogrammeerde
FREESDIEPTE is bereikt.
Nabewerken
3 Op de bodem van de sleuf verplaatst de TNC het gereedschap via
een cirkelbaan tangentiaal op de buitencontour; vervolgens wordt
de contour meelopend (bij M3) nabewerkt.
4 Afsluitend verplaatst het gereedschap in ijlgang FMAX naar
VEILIGHEIDSAFSTAND terug.
Bij een oneven aantal instellingen, verplaatst het gereedschap op
VEILIGHEIDSAFSTAND naar de startpositie.
Let vóór het programmeren op het volgende:
Positioneerregel op het startpunt van het bewerkingsvlak
– midden van de sleuf (LENGTE 2
gereedschapsradius verplaatst in de sleuf – met
RADIUSCORRECTIE R0 programmeren.
Positioneerregel op het startpunt in de spilas
(VEILIGHEIDSAFSTAND boven het werkstukoppervlak)
programmeren.
Het voorteken van de parameter DIEPTE legt de
werkrichting vast.
Een door het midden snijdende vingerfrees gebruiken
(DIN 844), of voorboren op het startpunt.
Freesdiameter niet groter dan de SLEUFBREEDTE en
niet kleiner dan de helft van de SLEUFBREEDTE kiezen.
VEILIGHEIDSAFSTAND
tussen gereedschapspunt (startpositie) en
werkstukoppervlak.
FREESDIEPTE
werkstukoppervlak en bodem van de kamer.
DIEPTE-INSTELLING
betrekking heeft op verplaatsing van het gereedschap.
TNC verplaatst het gereedschap in 1 slag naar DIEPTE
als:
DIEPTE-INSTELLING en DIEPTE gelijk zijn
de DIEPTE-INSTELLING groter is dan de DIEPTE.
160
ZIJDE) en met de
e
(incrementeel): afstand
(incrementeel): afstand tussen
(incrementeel): maat, die
Z
Y
8 Programmeren: cycli
X
X