Let vóór het programmeren op het volgende:
Evt. een door het midden snijdende vingerfrees
(DIN 844) gebruiken of voorboren met cyclus 21.
DIEPTE-INSTELLING Q10 (incrementeel): maat, die
betrekking heeft op de verplaatsing van het gereed-
schap.
AANZET DIEPTEVERPLAATSING Q11: insteekaanzet
in mm/min.
AANZET UITRUIMEN Q12: freesaanzet in mm/min.
VOORRUIM-GEREEDSCHAP NUMMER Q18: nummer
van het gereedschap waarmee de TNC reeds heeft
voorgeruimd. Indien niet is voorgeruimd „0" ingeven;
wanneer hier een nummer wordt ingegeven, ruimt de
TNC alleen dat deel uit, dat niet met het voor-
ruimgereedschap bewerkt kon worden. Wanneer het
niet mogelijk is het naruimbereik zijdelings te
benaderen, steekt de TNC pendelend in; daartoe moet
in de gereedschapstabel TOOL.T (zie blz. 57) de lengte
van de snijkant LCUTS en de maximale insteekhoek
ANGLE van het gereedschap gedefinieerd worden. De
TNC komt eventueel met een foutmelding.
AANZET PENDELEN Q19: pendelaanzet in mm/min.
NABEWERKEN DIEPTE (cyclus 23)
De TNC bepaalt automatisch het startpunt voor de
nabewerking. Het startpunt is afhankelijk van de ruimte
in de kamer.
De TNC verplaatst het gereedschap voorzichtig (verticale tangentia-
le cirkel) naar het te bewerken oppervlak. Daarna wordt de
nabewerkingsovermaat, die bij het uitruimen is blijven bestaan,
afgefreesd.
AANZET DIEPTEVERPLAATSING Q11:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het
insteken.
AANZET UITRUIMEN Q12: freesaanzet
HEIDENHAIN TNC 426 B, TNC 430
Z
Q12
Q11
X
179