5. Trek de gordel strak door het
kinderzitje omlaag te duwen, trek
aan de schoudergordel om de
heupgordel strak te trekken en
laat de schoudergordel terug-
lopen in de oprolautomaat.
Wanneer u een voorwaarts
gericht kinderzitje monteert, kan
het helpen dat u dit met uw knie
omlaagduwt terwijl u de gordel
aanhaalt.
Als het kinderzitje een vergren-
delmechanisme heeft, zet de
veiligheidsgordel dan hierin vast.
6. Voordat u een kind in een zitje
plaatst, moet u controleren of
het zitje veilig op zijn plaats
wordt gehouden. Controleer of
het kinderzitje goed vastzit door
het alle kanten op te duwen en
te trekken.
Om het kinderzitje te verwijderen,
maakt u de veiligheidsgordel van de
auto los en laat u deze terugkeren
naar de opgeborgen positie.
Stoelen en veiligheidssystemen
Als u de airbag met de schakelaar
hebt uitgeschakeld, moet u de
frontairbag voor de buitenste
zitplaats voorin weer inschakelen
als u het kinderzitje uit de auto
verwijdert, tenzij de persoon die hier
plaatsneemt voldoet aan de eerder
beschreven voorwaarden in deze
handleiding. Zie Schakelaar Airbag
deactiveren op pagina 2‑27 voor
meer informatie, waaronder belang-
rijke veiligheidsinformatie.
2-47