Wanneer het dagrijlicht (DRL)
aanstaan, branden de achterlichten,
contourverlichting, parkeerlichten en
instrumentenpaneelverlichting niet,
tenzij u de lichtschakelaar naar de
stand voor parkeerlichten draait.
De auto is mogelijk voorzien van
een functie voor uitschakeling van
het dagrijlicht (DRL). Wanneer u de
richtingaanwijzers gebruikt terwijl
het dagrijlicht (DRL) aanstaan, dooft
de koplamp aan de desbetreffende
kant zolang de richtingaanwijzer
actief is.
Zo nodig moeten de reguliere
koplampen worden ingeschakeld.
Automatische koplampen
Wanneer de lichtschakelaar in de
AUTO-stand wordt gezet en het
buiten donker genoeg is, gaan de
koplampen automatisch aan.
Boven op het instrumentenpaneel
zit een lichtsensor. Dek de sensor
niet af; anders gaan de koplampen
branden wanneer dat niet nodig is.
Het systeem kan de koplampen ook
inschakelen bij het rijden door een
parkeergarage of een tunnel.
Wanneer het buiten licht genoeg is,
gaan de koplampen automatisch uit
of wordt overgeschakeld op het
dagrijlicht (DRL).
De automatische koplampen gaan
uit, wanneer de lichtschakelaar in
O
de stand
wordt gezet of als het
contact uitstaat.
Verlichting
Knop koplamphoogtere-
geling (automatisch)
Bij auto's met automatische koplam-
phoogteregeling is verstelling niet
vereist. De regeling werkt automa-
tisch afhankelijk van de belading
van de auto.
Goed afgestelde koplampen zijn
belangrijk voor de verkeersveilig-
heid. Raadpleeg uw dealer als de
koplampen moeten worden
afgesteld of bij een storing in de
koplamphoogteregeling.
5-3