7-4
Klimaatregeling
Wanneer het controlelampje brandt,
werkt het systeem volledig automa-
tisch. Als de luchtverdeling of venti-
latorsnelheid handmatig wordt
versteld, dooft het controlelampje en
worden de gekozen instellingen op
het display weergegeven.
Zo zet u het systeem in de automati-
sche stand:
1. Druk op AUTO.
2. Stel de temperatuur in. Geeft het
systeem de tijd om zich aan te
passen. Pas vervolgens naar
wens de temperatuur aan voor
een optimaal comfort.
Handmatige bediening
Temperatuurregeling: Draai de
knop rechts- of linksom om de
temperatuurinstelling aan bestuur-
ders- of passagierszijde te verhogen
of verlagen.
Ventilatorregeling: Draai de knop
rechts- of linksom om de ventilator-
snelheid te verhogen of verlagen.
Druk op AUTO om terug te keren
naar automatische bediening.
Luchtverdelingsstanden: Druk
-
op
,
,
of
om de richting
van de luchtstroom te veranderen.
In de knop voor de desbetreffende
modus gaat een controlelampje
branden.
Wanneer de modus wijzigt, wordt de
automatische regeling beëindigd en
schakelt het systeem over op
handbediende modus. Druk op
AUTO om terug te keren naar
automatische bediening.
(Luchtroosters): De lucht wordt
naar de luchtroosters in het
dashboard geleid.
(Twee niveaus): De lucht
wordt naar de luchtroosters in het
dashboard en de vloer gericht.
(Vloer): De lucht wordt naar de
luchtroosters in de vloer geleid.
-
(Ontwasemen): De lucht wordt
naar de voorruit en de luchtroosters
in de vloer geleid om de ruiten te
ontwasemen.
0
(Ontdooien): Druk op de knop
om de voorruit sneller condens- of
ijsvrij te maken. De lucht wordt naar
de luchtroosters van de voorruit en
de zijruiten geleid.
Verwijder voor de beste resultaten
alle sneeuw en ijs van de voorruit
voordat u de ontdooifunctie gebruikt.
#
(Airconditioning): Druk hierop
om de airconditioning in of uit te
schakelen. Als de ventilator is uitge-
schakeld of de buitentemperatuur
tot onder het vriespunt daalt, zal de
airco niet functioneren en dooft het
controlelampje.
Druk op AUTO om terug te gaan
naar de automatische regeling. De
airco zal dan, indien nodig, inscha-
kelen. Wanneer het controlelampje
brandt, is de airco automatisch
ingeschakeld om de lucht in de auto
te koelen of om de lucht te drogen,
indien dit nodig is om de voorruit
sneller te ontwasemen.