Inhoudsopgave
Advertenties
8-18
Rijden en bedienen
De zender moet in de auto liggen,
anders werkt het systeem niet.
Wanneer de auto in de buurt komt
van een sterk radioantennesignaal
dat voor storingen zorgt in het
systeem voor sleutelloze toegang,
werkt de startdrukknop mogelijk
niet. Zie Werking van het centraal
vergrendelingssysteem (RKE) op
pagina 1‑3 voor meer informatie.
Om uit P (parkeren) te schakelen,
moet de auto in ACC/ACCESSORY
(accessoirestand) of ON/RUN/
START (aan/rijden/starten) staan en
moet het rempedaal worden
bediend.
Stopping the Engine/LOCK/OFF
(motor afzetten/blokkeren/uit)
(geen leds): Wanneer de auto
stilstaat, drukt u één keer op de
knop ENGINE START/STOP (motor
starten/afzetten) om de motor af te
zetten.
Als de auto in P (parkeren) staat,
wordt het contact uitgeschakeld en
blijft de accessoirevoeding (RAP)
ingeschakeld. Zie Permanente
accessoirevoeding (RAP) op
pagina 8‑23 voor meer informatie.
Als de auto niet in P (parkeren)
staat, gaat het contact terug naar
ACC/ACCESSORY en wordt het
bericht SHIFT TO PARK (naar
parkeerstand overschakelen) op het
Driver Information Center (DIC)
getoond. Zie Transmissieberichten
op pagina 4‑43 voor meer infor-
matie. Wanneer de auto in
P (parkeren) geschakeld wordt,
wordt het contact uitgezet.
De auto heeft een elektrisch stuur-
slot. De vergrendeling wordt geacti-
veerd wanneer het contact uit wordt
gezet en een van de voorportieren
wordt geopend. Er is mogelijk een
geluidssignaal hoorbaar terwijl het
slot wordt geactiveerd of ontgren-
deld. Het stuurslot wordt mogelijk
niet ontgrendeld als de wielen niet
in de rechtuitstand staan. In dat
geval kan de auto niet wegrijden en
wordt een melding getoond op het
DIC. Draai het stuurwiel naar links
of rechts en probeer ondertussen
weg te rijden. Zie Meldingen bij
wegrijden van auto op pagina 4‑42
Schakel de motor niet uit als de auto
nog in beweging is. De bekrachti-
ging van het remsysteem en de
stuurinrichting werkt dan niet meer
en de airbags worden dan gedeacti-
veerd.
Als de auto moet worden uitgescha-
keld in een noodgeval:
1. Trap stevig en aanhoudend op
de rem. Ga niet pompend
remmen. De rembekrachtiging
verliest dan aan kracht,
waardoor u harder op het rempe-
daal moet trappen.
2. Schakel de auto in de neutraal-
stand (N). Dit kan worden
gedaan terwijl de auto in
beweging is. Nadat u naar
N (Neutraal) bent geschakeld,
moet u het rempedaal stevig
intrappen en de auto naar een
veilige plaats sturen.
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
