w: Aangepaste opnamemodi instellen
U kunt uw favoriete opnamemodus, menu-instellingen, persoonlijke
voorkeuze-instellingen en andere actieve camera-instellingen toewijzen
aan de aangepaste opnamemodi <w1>/<w2>/<w3>. Om <w2> of <w3>
te gebruiken, stelt u ze in in [82: Opnamemodi beperken] (pag. 327).
Automatisch bijwerken
Als u opnamen maakt in de modus <w1>/<w2>/<w3> en een camera-
instelling wijzigt, kan de aangepaste opnamemodus automatisch worden
bijgewerkt met de gewijzigde instelling. U kunt Automatisch bijwerken gebruiken
door bij stap 2 [Inst. aut. bijw.] in te stellen op [Inschakelen]. De instellingen
die automatisch kunnen worden bijgewerkt, staan op pagina 355 en 356.
Opgeslagen aangepaste opnamemodi annuleren
Als u in stap 2 [Wis instellingen] selecteert, worden de standaard-
instellingen van de aangepaste opnamemodus hersteld (de instelling
die van kracht was voordat u de camera-instellingen vastlegde).
De procedure is hetzelfde als stap 3.
354
Selecteer [Aangep.
1
opnamemodus (C1-C3)].
Selecteer [Aangep. opnamemodus
(C1-C3)] op het tabblad [54] en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [Registreer instellingen].
2
Draai aan het instelwiel <5> om
[Registreer instellingen] te
selecteren en druk op <0>.
Registreer de aangepaste opnamemodus.
3
Draai aan het instelwiel <5> om de
aangepaste opnamemodus te selecteren
die u wilt opslaan en druk op <0>.
Selecteer [OK] in het dialoogvenster
en druk op <0>.
De huidige camera-instellingen (pag. 355) worden
vastgelegd onder de aangepaste opnamemodus C*.