85: Aangepaste bediening
U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen
of instelwielen.
Wanneer het scherm uit stap 2 wordt weergegeven, kunt u de instellingen
voor Aangepaste bediening annuleren door op de knop <L> te drukken.
De instellingen voor [85: Aangepaste bediening] worden niet
geannuleerd, zelfs als u [87: Wis pers. voorkeuze (C.Fn)] selecteert.
Selecteer [85: Aangepaste bediening].
1
Selecteer [Aangepaste bediening]
op het tabblad [85] en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm Aangepaste bediening
wordt weergegeven.
Selecteer een knop of instelwiel.
2
Draai aan het instelwiel <5> om een knop
of instelwiel te selecteren en druk op <0>.
De naam van de knop of het wiel van
de camera en de toewijsbare functies
worden weergegeven.
Wijs een functie toe.
3
Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste
functie te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Wanneer het pictogram [z] linksonder
wordt weergegeven, kunt u op de knop <B>
drukken en andere, verwante opties instellen
(pag. 342-349). Selecteer de gewenste optie in
het weergegeven scherm en druk op <0>.
Verlaat de instelling.
4
Wanneer u op <0> drukt om de
instelling af te sluiten, verschijnt
het scherm uit stap 2 weer.
Druk op de knop <M> om de
instelling te sluiten.
337