Parameterinstellingen en -effecten
g Scherpte
h Contrast
i Verzadiging
j Kleurtoon
Door [Stand.inst.] te selecteren in stap 3, kunt u de
standaardparameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen.
Om de aangepaste beeldstijl te gebruiken, selecteert u eerst de
aangepaste beeldstijl en vervolgens maakt u de opname.
Stel de parameter in.
4
Draai aan het instelwiel <5> om de
parameter naar wens in te stellen en
druk vervolgens op <0>.
Druk op de knop <M> om de
aangepaste parameters op te slaan.
Het scherm voor het selecteren van
een beeldstijl verschijnt weer.
Instellingen die afwijken van de
standaardinstelling worden blauw
weergegeven.
0: minder scherpe contouren +7: scherpe contouren
-4: laag contrast
-4: lage verzadiging
-4: roodachtige huidskleur
3 Een beeldstijl aanpassen
+4: hoog contrast
+4: hoge verzadiging
+4: geelachtige huidskleur
137