De helderheid en het contrast automatisch corrigeren
3
Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het
contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting
Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard].
Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt.
Indien [z2: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen], wordt
de functie Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid)
automatisch ingesteld op [Deactiveren]. Deze instelling kunt u niet wijzigen.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de beeldruis toenemen.
Indien een andere optie dan [Deactiveren] is ingesteld en u gebruikmaakt
van belichtingscompensatie of flitsbelichtingscompensatie om de opname
donkerder te maken, kan de opname nog steeds licht uitvallen. Indien u een
kortere belichting wilt, dient u deze functie op [Deactiveren] in te stellen.
Indien opname met meerdere belichtingen (pag. 184) is ingesteld, wordt de Auto Lighting
Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) automatisch ingesteld op [Deactiveren].
Indien de opname met meerdere belichtingen wordt geannuleerd, wordt de Auto Lighting
Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) teruggezet op de oorspronkelijke instelling.
Indien u bij stap 2 op de knop <B> drukt en het <X> bij de instelling
[Uitsch. bij handm. bel] uitschakelt, kan de Auto Lighting Optimizer
(Auto optimalisatie helderheid) worden ingesteld in de modus <a>.
150
Selecteer [Auto Lighting Optimizer/
1
Auto optimalisatie helderheid].
Selecteer op het tabblad [z2] [Auto
Lighting Optimizer/Auto
optimalisatie helderheid] en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer de instelling.
2
Draai aan het instelwiel <5> om de
gewenste instelling te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
Maak de opname.
3
De opname wordt indien nodig
vastgelegd met gecorrigeerd(e)
helderheid en contrast.