A Opnamen maken met het LCD-scherm
Het weergaveoppervlak van het beeld is circa 100% (wanneer de
opnamekwaliteit is ingesteld op JPEG 3).
De meetmethode wordt voor Live view-opnamen ingesteld op
meervlaksmeting.
U kunt de scherptediepte controleren door op de knop voor
scherptedieptecontrole te drukken.
Tijdens continu-opnamen wordt de belichting die is ingesteld voor de
eerste opname ook toegepast op alle volgende opnamen.
Indien u overschakelt van de opnamemodus d/s/f/a/BULB naar
de aangepaste opnamemodus (of omgekeerd) (pag. 354), wordt de Live
View-functieweergave afgesloten. Druk nogmaals op de knop <A>.
Selecteer de opnamemodus.
1
Druk op de knop <W> en draai
aan het instelwiel <6> of <5> om
de opnamemodus te selecteren.
Stel scherp op het onderwerp.
2
Wanneer u de ontspanknop half
indrukt, stelt de camera scherp met
de actuele AF-modus (pag. 213).
Maak de opname.
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
De foto wordt gemaakt en de
vastgelegde opname wordt op het
LCD-scherm weergegeven.
Nadat de opname is weergegeven,
keert de camera automatisch terug
naar de modus voor het maken van
Live view-opnamen.
Druk op de knop <A> om de Live
view-opnamemodus te beëindigen.
205