98
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Wanneer het passagiersdetectiesys-
teem de frontairbag voor de buitenste
zitplaats voorin heeft uitgeschakeld,
blijft het UIT-lampje branden om u
aan de uitschakeling te herinneren.
Zie Waarschuwingslampje status airbag
passagierszijde 0 152.
Het passagiersdetectiesysteem moet
de frontairbag voor de buitenste
zitplaats voorin inschakelen, zodra het
systeem detecteert dat een persoon
met een volwassen lichaamsgrootte
goed op de buitenste zitplaats voorin
gaat zitten.
Wanneer het passagiersdetectiesys-
teem toelaat dat de airbag wordt
ingeschakeld, blijft de AAN-indicatie
branden om u aan de actieve airbag te
herinneren.
Bij sommige kinderen, onder wie
kinderen in kinderzitjes, en erg kleine
volwassenen wordt de frontairbag voor
de buitenste zitplaats voorin soms wel
en soms niet uitgeschakeld door het
passagiersdetectiesysteem. Dit is
afhankelijk van de zithouding en
lichaamsbouw van de persoon in
kwestie. Iedereen in de auto die niet
meer in een kinderzitje past, moet een
veiligheidsgordel op de juiste wijze
dragen, ongeacht of deze inzittende
wel of geen airbag heeft.
Waarschuwing
Wanneer de airbagcontrolelamp
oplicht en blijft branden, zit er iets
verkeerd in het airbagsysteem. Laat
de auto meteen repareren om letsel
bij u of anderen te voorkomen. Zie
Lampje airbag ingeschakeld 0 152
voor meer informatie, waaronder
belangrijke veiligheidsinformatie.
Wanneer de AAN-indicatie
brandt bij een kinderzitje
Het passagiersdetectiesysteem is
ontworpen om de frontairbag voor de
buitenste zitplaats voorin uit te
schakelen als het systeem vaststelt dat
hier een kind in een kinderzitje
aanwezig is. Wanneer na montage van
een kinderzitje de AAN-indicatie
brandt:
1. Zet het contact uit.
2. Verwijder het kinderzitje uit
de auto.
3. Verwijder eventuele voorwerpen
van de stoel, zoals dekens,
kussens, stoelhoezen, verwar-
mings- of massagekussens.
4. Installeer het kinderzitje weer
aan de hand van de aanwijzingen
van de fabrikant van het kinder-
zitje en raadpleeg Kinderzitjes
vastzetten (Met de veiligheidsgordel
op de voorstoel) 0 128 of Kinderzi-
tjes vastzetten (Met de veiligheids-
gordel op de achterbank) 0 126.
Controleer of het oprolmecha-
nisme van de veiligheidsgordel
vergrendeld is door de schouder-
gordel bij het plaatsen van het
kinderveiligheidssysteem geheel
uit het oprolmechanisme te
trekken, ook al is het kindervei-
ligheidssysteem veiligheidsgor-
delblokkering uit is uitgerust.
Wanneer de blokkering is geacti-
veerd, kan de gordel strak maar
niet uit de oprolautomaat
worden getrokken.
5. Brandt de AAN-indicatie na
montage van het kinderzitje en
het starten van de auto nog
steeds, zet dan het contact uit.