Ruitenwisser/sproeier
De voorruitenwisserschakelaar zit op
de richtingaanwijzerhendel.
De voorruitenwissers werken door
z
draaien aan de ring met
FRONT erop.
1
: Snelle slagen.
w
: Langzame slagen.
INT : Gebruik deze instelling voor
intervalwissen of Rainsense . Draai de
z
ring
FRONT omhoog voor vaker
wissen of omlaag voor minder vaak
wissen.
Schakel Rainsense in door op
AUTO op de hendel te drukken en
z
draai aan de ring
FRONT op de
wisserhendel om de gevoeligheid aan
te passen.
Draai de ring omhoog naar een
hogere INT-stand om de gevoelig-
heid voor neerslag te verhogen.
Draai de ring omlaag naar een
lagere INT-stand om de gevoelig-
heid voor neerslag te verlagen.
Beweeg de ring uit de stand
om Rainsense uit te schakelen.
UIT : Zet de ruitenwissers uit.
8
: Draai voor een enkele slag op
8
en laat dan los. Houd de ring
8
langer vast op
voor meerdere
slagen.
Lm
: Duw op de paddle boven op de
hendel om sproeiervloeistof op de
voorruit te sproeien.
Zie Ruitenwisser/sproeier 0 138.
KORT EN BONDIG
z
Bedieningselementen
klimaatregeling
De knoppen en het aanraakscherm
voor de klimaatregeling worden
gebruikt om de verwarming, koeling
en ventilatie aan te passen.
INT
Bedieningsorganen voor de klimaatre-
geling op de middenconsole
1. Temperatuurregeling bestuurder
en passagier
2. Knop van aanjager
3. UIT (aanjager)
4. Stoelverwarming en -koeling
bestuurders- en passagierszijde
19