Inhoudsopgave
Advertenties
306
VERZORGING VAN DE AUTO
3. Verlaat de weg indien de veilig-
heid dit toelaat, schakel naar P
(Park) of N (Neutraal) en laat de
motor stationair draaien.
Als de koelvloeistofthermometer niet
meer in de oververhit-zone staat, of
als de waarschuwing voor oververhit-
ting niet meer wordt weergegeven,
kunt u verder rijden. Rijd dan
gedurende ongeveer 10 minuten
langzaam met de auto. Bewaar een
veilige afstand tot de voorligger. Als de
waarschuwing niet opnieuw verschijnt,
blijf dan normaal rijden en laat
controleren of het koelsysteem correct
is gevuld en naar behoren werkt.
Indien de waarschuwing terugkeert,
moet u onmiddellijk naar de kant
gaan, stoppen en de auto parkeren.
Trap als er nog steeds geen teken van
stoom is en als de auto is uitgevoerd
met een door de motor aangedreven
koelventilator gedurende ten minste
vijf minuten het gaspedaal in totdat
het motortoerental ongeveer twee keer
zo hoog is als het normale stationaire
toerental terwijl de auto geparkeerd is.
Schakel als de waarschuwing niet
verdwijnt de motor uit en laat
iedereen uitstappen totdat de auto
afgekoeld is.
Als geen stoom wordt waargenomen,
laat u de motor gedurende vijf
minuten stationair draaien. Indien de
waarschuwing aanwezig blijft, moet u
de motor uitschakelen en wachten
totdat deze is afgekoeld.
Motorkoelventilator
Als de auto elektrische koelventila-
toren heeft, draaien de ventilatoren bij
de meeste alledaagse ritjes met een
zoemend geluid. De ventilatoren
kunnen uitgeschakeld worden als er
geen koeling nodig is. De ventilatoren
kunnen omschakelen naar hoog
toerental indien sprake is van zware
voertuigbelasting, het trekken van een
aanhanger, hoge buitentemperaturen
of gebruik van de airconditioning,
waardoor het ventilatorgeluid kan
toenemen. Dit is normaal en duidt
erop dat het koelsysteem goed werkt.
De ventilatoren keren terug naar een
laag toerental als de extra koeling niet
meer nodig is.
Na het uitschakelen van de motor
kunnen de elektrische motorkoelventi-
latoren blijven draaien. Dit is normaal
en geen reden voor onderhoud.
Sproeiervloeistof
Te gebruiken middelen
Lees voor gebruik de aanwijzingen van
de fabrikant, wanneer ruitensproeier-
vloeistof moet worden toegevoegd. In
gebieden waar de temperatuur onder
het vriespunt daalt, moet u een middel
gebruiken dat voldoende vorstbescher-
ming biedt.
Sproeiervloeistof bijvullen
Op het DIC van het voertuig verschijnt
een bericht voor een laag sproeier-
vloeistofniveau als de sproeiervloeistof
bijna op is. Elke keer als het voertuig
wordt gestart, verschijnt het bericht
gedurende 15 seconden. Wanneer het
bericht SPROEIVL.PEIL LAAG - VUL
VLOEIST. BIJ verschijnt, moet u
sproeiervloeistof toevoegen aan het
ruitensproeiervloeistofreservoir.
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
