Als de tractieregeling/elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) begint met
het beperken van de mate van wielslip
terwijl u cruise control gebruikt, wordt
de cruise control automatisch uitgezet.
Zie Tractieregeling/Elektronische stabili-
teitsregeling (ESC) 0 242. Wanneer er
bij een geactiveerde cruisecontrol
wordt gewaarschuwd voor een aanrij-
ding, wordt de cruisecontrol uitge-
schakeld. Zie Afstandsregeling (FCA)
0 265. Wanneer de wegomstandig-
heden het toelaten om de cruisecon-
trol weer veilig te gebruiken, kan deze
functie weer worden ingeschakeld.
Als er wordt geremd, wordt cruisecon-
trol uitgeschakeld.
: Druk hierop om het systeem in
en uit te schakelen. Er verschijnt een
wit lampje in de instrumentengroep
wanneer de cruisecontrol is
ingeschakeld.
+RES : Als er in het geheugen een
rijsnelheid is opgeslagen, druk de knop
dan kort in om deze snelheid te
hervatten of houd de knop ingedrukt
om te accelereren. Gebruik deze knop
om de rijsnelheid te verhogen als
cruisecontrol al actief is.
RIJDEN EN BEDIENEN
SET- : Druk de knop kort in om de
rijsnelheid in te stellen en cruisecon-
trol te activeren. Gebruik deze knop
om de rijsnelheid te verlagen als
cruise control al actief is.
: Indrukken om cruisecontrol uit te
schakelen zonder de ingestelde
snelheid uit het geheugen te wissen.
Cruisecontrol instellen
Als
aanstaat terwijl het systeem
niet gebruikt wordt, kan SET of +RES
per ongeluk worden ingedrukt en
wordt de cruisecontrol actief terwijl u
dat niet wilt. Zorg dat de knop
is wanneer u de cruisecontrol niet
gebruikt.
Stel cruise control als volgt in:
1. Druk op
.
2. Versnel tot de gewenste snelheid.
3. Druk kort op SET .
4. Haal uw voet van het gaspedaal.
Wanneer de cruise control op de
gewenste snelheid ingesteld is, brandt
er een groen cruise control-lampje op
de instrumentengroep en verschijnt er
247
uit