7. Voorin (aanraakscherm klimaat-
regeling voorin)
8. Vergrendeling knoppen achterin
9. Regeling luchtverdeling
Achterin : Raak Rear (achter) op het
klimaatregelingsdisplay voorin aan om
het klimaatregelingsscherm achterin
te openen. U kunt de instellingen voor
de klimaatregeling achterin vervolgens
bijstellen vanaf de passagiersstoel
voorin.
: Druk op
of REAR
klimaatregelingssysteem achterin aan
of uit te zetten. Als het klimaatrege-
lingssysteem achterin wordt uitge-
schakeld met REAR
op het
klimaatregelingsdisplay achterin,
moeten de knop
en de knoppen
voor de temperatuur of de luchtverde-
lingsmodus op de klimaatregelings-
knoppen achter binnen vijf seconden
worden ingedrukt om deze weer in te
schakelen.
SYNC : Raak SYNC (synchroniseren)
op het klimaatdisplay achter aan om
de temperatuur van de klimaatregeling
achterin te synchroniseren met de
temperatuur die voor de bestuurder is
ingesteld. De SYNC-knop brandt dan.
Druk tweemaal op de temperatuur-
knop, de knop MODE of AUTO om de
ingestelde temperaturen voor de
bestuurder en de achterpassagiers van
elkaar los te koppelen. De SYNC -knop
dooft dan.
Vergrendeling knoppen achterin :
Raak Rear Control Lockout (vergrende-
ling knoppen achterin) op het klimaat-
display achter aan om de regeling van
het klimaatregelingssysteem achter
om het
vanaf het klimaatregelingssysteem
voor te vergrendelen of te ontgren-
delen. Na vergrendelen kunt u het
klimaatregelingssysteem achterin niet
verstellen met de knoppen voor
klimaatregeling achterin op de achter-
kant van de middenconsole.
Automatische regeling
Rear AUTO : Aanraken voor in- of
uitschakelen. De luchtverdeling en
ventilatorsnelheid worden automa-
tisch geregeld. Het lampje AUTO
verschijnt op het display op de achter-
kant van de middenconsole. Als u de
BEDIENINGSORGANEN VOOR KLIMAATREGELING
modus- of ventilatorknoppen met de
hand bedient, werkt de automatisch
bediening niet meer.
Handmatige bediening
A«
ªAª
/
: Raak de ventilator-
regeling op het klimaatdisplay achter
of op de achterkant van de midden-
console aan of druk erop voor meer of
minder luchtstroom. Wanneer het
systeem is uitgeschakeld, zet u het
A «
aan door op
te drukken. De
luchttoevoer blijft in de vorige stand
staan.
w
x
/
: Raak de temperatuurregeling
op het klimaatdisplay achter of op de
achterkant van de middenconsole aan
of druk erop om de temperatuur van
het interieur achterin aan te passen.
w
Druk op
voor warmere lucht en op
x
voor koudere lucht.
/
/
: Raak de gewenste stand
op het klimaatdisplay achter of de
MODE knop op de achterkant van de
middenconsole aan om de richting
van de luchtstroom achterin aan te
passen.
199