228
RIJDEN EN BEDIENEN
Waarschuwing
(Vervolg)
Het uitlaatsysteem van de
auto is gewijzigd, beschadigd
of verkeerd gerepareerd.
Er zitten gaten of openingen
in de carrosserie van de auto
als gevolg van schade of
naderhand aangebrachte
wijzigingen die niet volledig
zijn afgedicht.
Als ongebruikelijke dampen worden
gedetecteerd of als wordt vermoed
dat uitlaatgassen de auto binnen-
komen:
Rijd dan alleen met de ruiten
helemaal open.
Laat de auto onmiddellijk
repareren.
Parkeer de auto nooit met draai-
ende motor in een afgesloten
ruimte zoals een garage of een
gebouw zonder goede ventilatie.
Motor laten draaien
wanneer auto is gepar-
keerd
Het is beter om de motor niet te laten
draaien als de auto is geparkeerd.
Laat u de auto met een draaiende
motor achter, volg dan de juiste proce-
dure om te voorkomen dat het zich in
beweging zet. Zie Schakelen naar
parkeerstand 0 225 en motoruitlaat
0 227.
Indien op een heuvel wordt gepar-
keerd en een aanhanger wordt
getrokken, zie Rij-eigenschappen en tips
voor slepen 0 277.
Automatische versnel-
lingsbak
Automatische transmissie
Indien aanwezig zit er op de instru-
mentengroep een elektronische
positie-indicator voor de schakelhef-
boom. Dit display licht op wanneer
het contact wordt ingeschakeld.
De schakelhendel kent verschillende
standen.
Zie "Versnellingskeuzemodus" onder
Mechanische modus 0 231.
P : In deze stand worden de aandrijf-
wielen vergrendeld. Gebruik P
(parkeren) om de motor te starten,
omdat de auto niet gemakkelijk kan
bewegen. Als u op een heuvel gepar-
keerd staat, kunt u merken dat het
lastiger is om de stand P (parkeren) te