128
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
6. Zorg dat het kinderzitje stevig
vastzit voordat u er een kind in
zet. Kijk of het kinderzitje goed
vastzit door het alle kanten op te
duwen en te trekken.
Ga voor het verwijderen van het
kinderveiligheidssysteem te werk
volgens de instructies in de gebrui-
kershandleiding van het kinderveilig-
heidssysteem om het te deblokkeren.
Maak de veiligheidsgordel van de auto
los en laat deze terugkeren naar de
opgeborgen positie. Koppel de
bovenste bevestigingsband (Top
Tether) los, indien deze is vastgezet op
de verankering voor de bovenste
bevestigingsband.
Kinderzitjes vastzetten
(Met de veiligheidsgordel
op de voorstoel)
Deze auto heeft airbags. Het is veiliger
om een voorwaarts gericht kinderzitje
op de achterbank te zekeren. Zie Waar
wordt het kinderzitje geplaatst 0 108.
Daarnaast heeft de auto een passa-
giersdetectiesysteem dat de
frontairbag van de buitenste voorpas-
sagier onder bepaalde omstandig-
heden moet uitschakelen. Zie
Passagiersdetectiesysteem 0 96 en
Waarschuwingslampje status airbag
passagierszijde 0 152 voor meer infor-
matie, waaronder belangrijke infor-
matie over veiligheid.
Gevaar
NOOIT een naar achteren gericht
kinderzitje gebruiken op een stoel
die door een ACTIEVE AIRBAG
ervóór wordt beschermd; het KIND
kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
oplopen.
Gevaar
Bij gebruik van een kinderveilig-
heidssysteem op de stoel voor de
voorpassagier moeten de airbagsys-
temen voor de voorpassagier
worden gedeactiveerd; zo niet, dan
Gevaar
(Vervolg)
vormt het activeren van de airbags
een risico van dodelijk letsel voor
het kind.
Dit geldt vooral wanneer u achter-
waarts gerichte kinderveiligheids-
systemen op de passagiersstoel
gebruikt.
Als het kinderzitje gebruik maakt van
een bovenste bevestigingsband (Top
Tether): zie ISOFIX-kinderzitjes 0 125
voor de locaties van de verankeringen
voor de bovenste bevestigingsbanden.