15. Lees de bandenspanning van de manometer
af.
•
Als de spanning lager is dan 1,3 bar, werd
de band onvoldoende afgedicht. Beëindig
in dat geval de rit. Neem contact op met
een erkende Volvo-werkplaats.
•
Als de bandenspanning hoger is dan 1,3
bar, moet u de band oppompen tot de
spanning die staat aangegeven op de
bandenspanningssticker aan de binnen-
kant van de portierstijl aan bestuurders-
zijde (1 bar = 100 kPa). Laat lucht uit de
band ontsnappen, als de bandenspanning
te hoog is.
WAARSCHUWING
Draai de bus niet los, aangezien deze een
blokkering heeft om lekkage te voorkomen.
16. Zorg dat de compressor uitstaat. Koppel de
luchtslang en de kabel los. Plaats het ventiel-
dopje terug.
17. Vouw de slang in de bak een laat de fles lig-
gen. Leg de onderdelen van de set terug in
de bagageruimte.
N.B.
•
Plaats na het oppompen van een band
altijd het ventieldopje terug om schade
aan het ventiel door grind, vuil e.d. te
voorkomen.
•
Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen
ventieldopjes kunnen roesten en zijn
moeilijk los te draaien.
N.B.
Vervang de bus met afdichtmiddel en de
slang na gebruik. Volvo adviseert u het ver-
vangen over te laten aan een erkende Volvo-
werkplaats.
WAARSCHUWING
Controleer de bandenspanning regelmatig.
Volvo adviseert u de auto naar de dichtstbijzijnde
erkende Volvo-werkplaats te rijden om de
beschadigde band te laten vervangen/repareren.
Geef aan het werkplaatspersoneel door dat er
afdichtmiddel in de band zit.
WIELEN EN BANDEN
WAARSCHUWING
De snelheid mag niet hoger dan 80 km/h zijn
nadat de provisorische bandenreparatie is
gebruikt. Volvo adviseert een bezoek aan een
erkende Volvo-werkplaats voor een inspectie
van de gerepareerde band (maximaal 200 km
rijden). Het personeel kan bepalen of de band
kan worden gemaakt of moet worden vervan-
gen.
Gerelateerde informatie
•
Set voor noodreparatie banden (p. 480)
483