Display regeleenheid
De indicator voor laadstroom (1)
brandt niet. Het autosymbool (4)
brandt continu groen.
Het huidige stroomverbruik wordt
weergegeven met een groene indica-
tor (1). Het autosymbool (4) brandt
continu groen.
De indicator voor laadstroom (1)
brandt niet. Het autosymbool (4)
brandt rood.
Het autosymbool (4) brandt continu
rood.
De indicator voor de laadstroom (1)
en het huissymbool (2) knipperen
rood.
Gerelateerde informatie
•
Hybridespecifieke symbolen en meldingen
(p. 422)
•
Laadstatus (p. 418)
Status
Betekenis
•
Stand-by
De laadkabel is op de auto aangesloten.
•
Opladen is mogelijk maar moet nog worden
geactiveerd door de elektronica.
•
Wordt opgela-
De elektronica van de auto heeft de opla-
ding gestart.
den.
•
Wordt opgeladen.
•
Storing in de communicatie tussen de regel-
Oplading is
eenheid en de auto.
niet mogelijk.
•
De ventilatiefunctie van de elektronica van
de auto werkt onvoldoende, niet of gebrek-
kig.
•
Oplading is
De aardlekschakelaar van de laadkabel is in
werking getreden.
niet mogelijk.
Oplading is
De temperatuurcontrole grijpt in voor het stop-
niet mogelijk.
contact van 230 VAC.
STARTEN EN RIJDEN
Aanbevolen maatregel
Wacht totdat de accu volledig is opgeladen.
Wacht totdat de accu volledig is opgeladen.
1. Controleer alle aansluitingen of probeer
een ander 230VAC-stopcontact.
2. Start de oplading van de accu opnieuw.
1. Trek de laadkabel uit het stopcontact van
230 VAC los.
2. De aardlekschakelaar wordt gereset en
de eenheid herstart.
Start de oplading opnieuw. Neem contact op
met de vakman, als het probleem aanhoudt.
413