WIELEN EN BANDEN
Lage bandenspanning verhelpen bij
auto's met
bandenspanningscontrolesysteem
Als het bandenspanningscontrolesysteem, Tyre
Pressure Monitoring System (TPMS), waar-
schuwt, is de bandenspanning in een of meer
banden van de auto te laag.
Controleer de bandenspanning en cor-
rigeer deze zo nodig, wanneer het con-
trolesymbool voor TPMS gaat branden
Bandenspanning laag
en de melding
of
Band nu oppompen
verschijnt.
1. Controleer met een manometer de banden-
spanning van de aangegeven banden.
Standaard op bepaalde markten.
14
474
2. Pomp de banden op tot de juiste spanning,
volgens de bandenspanningssticker aan de
14
binnenkant van de portierstijl aan bestuur-
derszijde.
3. Om het TPMS-symbool en de melding te ver-
wijderen, moet u soms enkele minuten in de
auto rijden op een snelheid hoger dan
30 km/h.
N.B.
•
Het TPMS hanteert een zogeheten span-
ningswaarde die gecorrigeerd wordt op
basis van de banden- en buitentempera-
tuur. Dit betekent dat de bandenspanning
iets kan afwijken van de aanbevolen
spanningswaarden die staan aangegeven
op de bandenspanningssticker op de B-
stijl aan bestuurderszijde (tussen voor- en
achterportier). Het kan daarom nodig zijn
warme banden op te pompen tot ca. 0,3
bar, ofwel 30 kPa, boven de aanbevolen
bandenspanning teneinde een bericht
inzake lage spanning weg te nemen.
•
Controleer de bandenspanning bij koude
banden om de verkeerde bandenspan-
ning tegen te gaan. Koude banden heb-
ben dezelfde temperatuur als de omge-
ving (na ca. 3 uur stilstand). Al na enkele
kilometers rijden worden de banden
warm en loopt de spanning op.