•
Tijdsverschil instellen voor Pilot Assist*
(p. 296)
•
Automatisch remmen met Pilot Assist*
(p. 298)
•
Beperkingen van Pilot Assist* (p. 299)
•
Adaptieve cruisecontrol* (p. 280)
•
Afstandswaarschuwing* (p. 315)
•
Head-updisplay* (p. 115)
Pilot Assist activeren en starten*
Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies.
Om Pilot Assist te kunnen starten, is het vol-
gende vereist:
•
Een voorligger binnen een redelijke afstand.
•
De camera moet de zijmarkeringen van de
rijbaan kunnen "zien".
•
Eigen voertuig rijdt minder dan 50 km/h.
De beschikbaarheid wordt
weergegeven met de kleur van
het symbool (WIT = beschik-
baar) als de Pilot Assist is
gekozen.
In andere gevallen is dat te zien
aan het uiterlijk van de rechterpijl bij het symbool
- WIT = beschikbaar.
GEEL symbool met knipperende WITTE pijl geeft
aan dat er naar de stand-bystand zal worden
geschakeld.
Met de adaptieve cruisecontrol in stand-by:
1. Druk op ▶ (4).
> Symbool wordt weergegeven en Pilot
Assist wordt stand-by gezet.
2. Druk op de stuurknop
(1).
> Pilot Assist wordt gestart.
Met de adaptieve cruisecontrol gestart:
Druk op ▶ (4).
–
> Pilot Assist wordt gestart.
Handen aan het stuur
Pilot Assist werkt alleen wanneer u de handen
aan het stuur houdt. Het systeem controleert dit
voortdurend. Als dit niet het geval is, wordt u mid-
dels een displaymelding aangespoord om de
auto actief te sturen. Als dat niet gebeurt, klinkt
een akoestisch waarschuwingssignaal.
Als u dan nog niet de handen naar het stuur
brengt, wordt Pilot Assist uitgeschakeld. Door
een druk op de stuurknop
heractiveert u
Pilot Assist.
N.B.
Let op: de hulpfunctie Pilot Assist werkt
alleen als u de handen aan het stuur hebt.
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
RIJHULP
}}
295